ECLI:NL:RBDHA:2025:2498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL25.6498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. Eiser, met de Bengalese nationaliteit, heeft op 6 februari 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen. De rechtbank ontving op 10 februari 2025 een kennisgeving van verweerder over het voortduren van deze maatregel, waartegen eiser beroep heeft ingesteld en schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 17 februari 2025 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 15 januari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel nog steeds aanwezig zijn, en dat het onttrekkingsrisico niet is verminderd. Eiser heeft aangegeven dat hij in contact staat met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) over zijn terugkeer naar Bangladesh, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de maatregel van bewaring onrechtmatig te verklaren. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft op 10 februari 2025 van verweerder een kennisgeving ontvangen over het voortduren van de maatregel. Daarmee wordt eiser geacht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep te hebben ingesteld en daarbij te hebben verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 17 februari 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2002 en de Bengalese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 15 januari 2025, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 15 januari 2025.
4. Eiser voert aan dat hij gesproken heeft met IOM [3] en dat zij kenbaar hebben gemaakt dat rond 20 februari 2025 duidelijk zal zijn wanneer eiser met behulp van IOM kan terugkeren naar Bangladesh. Eiser heeft over de voortgang en het zicht op uitzetting daarom geen opmerkingen.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten. Vastgesteld wordt dat de grondslag voor de maatregel onveranderd is en dat de gronden van de maatregel, zoals vermeld in de uitspraak van 20 januari 2025, onverminderd aanwezig zijn. Het onttrekkingsrisico bestaat dan ook nog altijd. Dat eiser stelt contact te hebben met IOM over zijn terugkeer naar zijn land van herkomst maakt, gelet op het onttrekkingsrisico, niet dat verweerder nu had moeten volstaan met toepassing van een lichter middel.
6. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden om het voortduren van de maatregel in de te beoordelen periode onrechtmatig te achten.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 20 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Internationale Organisatie voor Migratie.