ECLI:NL:RBDHA:2025:248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
NL24.28927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met lhbti-achtergrond

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 10 januari 2025, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2024, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarbij zij de afwijzing van het asielverzoek van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden beoordeelt. De minister heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit, herkomst en politieke overtuiging als geloofwaardig beoordeeld, maar concludeert dat deze niet leiden tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank legt uit dat de minister de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele gerichtheid en transseksualiteit niet geloofwaardig acht, en dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser in de beoordeling van zijn geloofwaardigheid. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving en dat de verklaringen over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij ondervindt niet geloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt verder dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet op individuele gronden aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt bij terugkeer naar Nigeria, en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er wordt informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28927

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het asielverzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart eisers beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid en transseksualiteit;
Problemen vanwege homoseksuele gerichtheid;
Politieke overtuiging;
Slachtofferschap en problemen vanwege mensenhandel.
5. De minister acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst en zijn politieke overtuiging geloofwaardig. Deze leiden alleen niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De minister acht de verklaringen over de homoseksuele gerichtheid en transseksualiteit, de problemen vanwege de seksuele gerichtheid, en de problemen vanwege mensenhandel, niet geloofwaardig.
Seksuele gerichtheid (element 2)
6. Bij het horen en bij de beoordeling van de geloofwaardigheid betrekt de minister de volgende thema’s:
privéleven;
huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen;
contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
7. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid wordt betrokken of de verklaringen
consistent zijn en overeenkomen met dat wat bekend is over de algemene situatie (ten
aanzien van lhbti’s) in het land van herkomst. Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke,
authentieke, verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn ervaringen. Met name
als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar lhbti zijn maatschappelijk onacceptabel
is of strafbaar is, is van belang of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en
hoe hij dit heeft beleefd. Er hoeft geen ‘worsteling’ te hebben plaatsgevonden voordat de
vreemdeling zijn lbhti-gerichtheid heeft geaccepteerd, maar wel een denkproces waarin de
vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn
en op welke wijze hij daar invulling aan wil en kan geven. Er wordt gewicht gegeven aan
het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft
verklaard daarmee om te zijn gegaan. Alles wordt in onderlinge samenhang bekeken. Er
moet rekening worden gehouden met het referentiekader van de vreemdeling
(opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, afkomst, etc.). [2]
7.1.
De rechtbank zal daarom eerst ingaan op het referentiekader en zal daarna de verschillende thema’s bespreken.
Wat is het referentiekader van eiser?
8. De rechtbank stelt vast dat door de minister in het voornemen het volgende referentiekader is geschetst. Eiser is een volwassen man van 31 jaar oud. Hij heeft vrijwel zijn hele leven in de hoofdstad van de staat Delta, Asaba, in Nigeria gewoond. Hij heeft de basisschool en een deel van de middelbare school afgemaakt. Hij was ongeveer 22 jaar bij zijn vertrek uit Nigeria. Eiser is sinds juli 2016 in Europa en heeft meerdere asielaanvragen ingediend, waardoor hij weet wat van hem verwacht wordt. Zo geeft eiser zelf in het nader gehoor aan dat hij weet hoe een interview gaat, dat hij al jaren in Europa is en weet dat Europese mensen vaak vragen stellen. [3]
Is voldoende rekening gehouden met het referentiekader?
9. Eiser voert aan dat bij de beoordeling van zijn verklaringen onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader. De enkele opmerking in het bestreden besluit dat rekening is gehouden met zijn referentiekader is daarvoor onvoldoende. Daar komt bij dat van hem niet kan worden verwacht dat hij anders of meer kan verklaren. Vanwege zijn traumatische ervaringen kan hij over de verkrachting en het misbruik op school, niet verklaren. Het is dan niet terecht dat de minister zijn verklaringen ongeloofwaardig acht.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat de beroepsgrond van eiser niet is gericht op de gehoren, maar op de wijze waarop het referentiekader door de minister in de besluitvorming is meegenomen in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in zijn besluitvorming daar voldoende kenbaar rekening mee gehouden. Zo heeft de minister erop mogen wijzen dat in de besluitvorming op meerdere punten wordt aangegeven dat en waarom er meer van eiser wordt verwacht. [4] De minister heeft op de zitting toegelicht dat deze verwachting gebaseerd is op het referentiekader dat hieronder onder 8. is weergegeven. Ook heeft de minister rekening gehouden met de gestelde traumatische ervaringen van eiser. De minister heeft daarbij het medisch advies mogen betrekken. Daarin staat niet dat eiser niet kan verklaren of niet gehoord kan worden. [5] Niet is gebleken dat de minister hier in de gehoren of de besluitvorming geen rekening mee heeft gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
Privéleven
10. Eiser voert - samengevat - aan dat hij het moeilijk vindt om te praten over zijn gevoelens en gedachten. Het is inmiddels ook al lang geleden dat hij tot de ontdekking en acceptatie van zijn gerichtheid is gekomen. Eiser heeft wel verklaard over zijn gevoel toen hij realiseerde dat hij anders was. Hij was eenzaam, bang, onzeker, en leefde met angst en verdriet. Hij heeft zijn seksuele geaardheid geaccepteerd, nadat niets hielp om zich te veranderen. Ook heeft hij tussen zijn 13e en 17e geworsteld met zijn gevoelens en gedachten. Daarnaast zijn de verklaringen van eiser over het briefje dat hij stuurde naar zijn klasgenoot ten onrechte tegenstrijdig geacht. Ditzelfde geldt voor zijn verklaringen over wanneer zijn familie op de hoogte raakte van zijn homoseksualiteit. Tot slot stelt eiser dat hij in lijn met Werkinstructie 2019/17 ‘Horen en beslissing in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’ (WI 2019/17) heeft verklaard, waarbij ten onrechte zijn verklaringen niet in samenhang zijn beoordeeld en geen gebruik is gemaakt van de compensatiemogelijkheid.
10.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving. Daarbij heeft de minister, in tegenstelling tot wat eiser betoogt, rekening gehouden met de (jonge) leeftijd waarop eiser zijn seksualiteit ontdekte en accepteerde. De minister heeft er op de zitting ook op mogen wijzen dat niet alleen aan eiser is tegengeworpen dat hij summier of oppervlakkig heeft verklaard, maar ook dat hij op bepaalde punten tegenstrijdig heeft verklaard.
10.2.
Dat eiser betoogt dat hij tussen zijn 13e en 17e heeft geworsteld met zijn gevoelens, omdat hij in de gehoren heeft aangegeven dat hij ‘eenzaam’, [6] ‘bang’, [7] en ‘onzeker’ [8] was en leefde met angst en verdriet, [9] heeft de minister onvoldoende mogen vinden om anders te oordelen. Aan eiser is namelijk eveneens gevraagd of hij getwijfeld heeft over zijn seksualiteit en of hij op zijn 13e al zeker wist dat hij op meisjes viel, daarop heeft hij niet aangegeven dat hij daarmee worstelde. [10] Verder heeft de minister erop mogen wijzen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over wat het voor hem betekende om anders te zijn en wat dit met hem deed, terwijl daar in het nader gehoor op is doorgevraagd. Dit klemt te meer doordat eiser opgroeide in een omgeving waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd.
10.3.
Verder heeft de minister terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer de familie op de hoogte is geraakt van zijn seksuele geaardheid. Eiser heeft aan de ene kant verklaard dat de familie pas op de hoogte was, nadat hij werd betrapt. Aan de andere kant heeft eiser ook verklaard dat zijn oom hem eerder al heeft gewaarschuwd om dit niet meer te doen en eiser had beloofd dat hij zou stoppen met zijn geaardheid. [11]
10.4.
De rechtbank begrijpt dat de minister niet (langer) tegenwerpt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de reactie van de moeder van eiser op het briefje dat hij stuurde naar zijn klasgenoot, maar dat dit bevreemdend is. De minister heeft dit niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen. De moeder van eiser heeft, nadat hij haar heeft verteld over zijn dromen/fantasieën over jongens, hem medicijnen gegeven om van zijn dromen af te komen. Het bevreemdt dat zijn moeder vervolgens het briefje dat eiser stuurde op school naar een klasgenoot, waarin stond dat hij de klasgenoot leuk vond ‘want ik vind zijn piemel goed’, niet serieus nam en geen nadere maatregelen nam.
10.5.
Gelet op het voorgaande is het de rechtbank niet gebleken dat de minister in strijd met WI 2019/17 heeft gehandeld. De beroepsgronden slagen niet.
Genderidentiteit (transgender)
11. Eiser voert - samengevat - aan dat hij het als kind leuk vond om meisjeskleren te dragen en dit niets te maken had met het zijn van transgender. Hij ontdekte dat hij transgender was in dezelfde periode dat hij ontdekte dat hij homoseksueel is. Van binnen voelt hij zich vrouw, maar zal zich pas transgender noemen als hij dat lichaam heeft. Eiser heeft al wel onderzoek verricht naar het transitieproces, maar hij weet dat het voor hem te duur is om dat nu te doen.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser dit in de zienswijze al heeft aangevoerd en de minister daar in het besluit uitgebreid op in is gegaan. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser niet nader geconcretiseerd of en op welke manier de minister hier in het besluit niet goed op in is gegaan. Dit betekent dat de rechtbank dit niet verder zal bespreken. De beroepsgrond slaagt niet.
Huidige en voorgaande relaties, contacten in Nigeria en contact met of kennis van lhbti-groepen in Nigeria
12. Eiser stelt, met verwijzing naar het rapport nader gehoor, dat hij voldoende heeft verklaard over (zijn relatie met) [naam 1] en [naam 2]. Eiser vindt het moeilijk om zijn verliefdheid verder te beschrijven. Daarnaast heeft eiser over een film verklaard, die hij samen met [naam 1] bekeek. Het kan zijn dat de film in Nigeria anders wordt genoemd. Ook bestaat er een film short ‘Gods own country’ uit 2007, die vindbaar is via IMDb. Verder heeft eiser geen onderzoek verricht naar lhbti organisaties, omdat hij al een vriend had. Hij wist van een ontmoetingsplaats, maar is er niet geweest. Bovendien is het ook niet verplicht om onderzoek te doen naar lhbti organisaties in het land van herkomst.
12.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiser oppervlakkig, algemeen, summier en tegenstrijdig heeft verklaard over (zijn relatie met) [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank stelt vast dat de minister dit in de besluitvorming uitgebreid heeft gemotiveerd. De enkele stelling van eiser dat hij in het nader gehoor aannemelijke verklaringen hierover heeft afgelegd over de betrapping, heeft de minister onvoldoende mogen vinden om hier anders over te oordelen. Dat eiser stelt dat hij het moeilijk vindt om zijn verliefdheid verder te omschrijven, maakt dit ook niet anders. Verder heeft de minister het bevreemdend mogen vinden dat de film ‘Gods own City’, waarvan eiser zegt dat deze door [naam 1] altijd werd opgezet als zij afspraken bij hem thuis, niet bestaat. Er bestaat, zoals de gemachtigde van eiser op de zitting aanvoert, wel een korte Nigeriaanse film ‘Gods own country’ uit 2007. De rechtbank volgt de minister dat deze korte Nigeriaanse film, in tegenstelling tot wat eiser heeft verklaard in zijn gehoren, niet gaat over lhbti’s. Daarnaast heeft de minister het niet ten onrechte opmerkelijk mogen vinden dat eiser weinig kan vertellen over lhbti organisaties in Nigeria. Eiser stelt namelijk dat hij toegang had tot een computer en internet, waarmee hij de mogelijkheid had om informatie op te zoeken over homoseksualiteit. Daar komt bij dat uit de gehoren blijkt dat eiser ook eerder van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. [12] De beroepsgrond slaagt niet.
Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie
13. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de beoordeling van dit thema door de minister.
Deelconclusie
13. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte dit element ongeloofwaardig heeft geacht.
Problemen vanwege seksuele gerichtheid (element 3) en eerdere confrontatie met wandaden
13. Eiser betoogt dat dit element ten onrechte niet geloofwaardig is geacht, omdat hij in het nader gehoor hierover aannemelijk heeft verklaard. Daarnaast heeft eiser een beroep gedaan op het ‘traumatabeleid’ van de minister. Volgens eiser voldoet hij aan de voorwaarden genoemd in het traumatabeleid, omdat hij is mishandeld en kort daarna is gevlucht. Bovendien is de mishandeling voor hem de aanleiding geweest om het land te verlaten. Daarnaast kan eiser niet bij de autoriteiten om bescherming vragen.
15.1.
De rechtbank overweegt dat de minister in het besluit uitgebreid heeft gemotiveerd waarom dit element ongeloofwaardig is geacht. De enkele stelling van eiser dat hij in het nader gehoor aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over de betrapping, heeft de minister onvoldoende mogen vinden om hierover anders te oordelen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
15.2.
De rechtbank begrijpt dat eiser een beroep doet op het beleid van de minister over eerdere confrontatie met wandaden. [13] Het gaat daarbij - kort gezegd - om vreemdelingen die in het verleden zijn geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen en daardoor niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst. De rechtbank volgt de minister dat eiser niet onder dit beleid valt, omdat de door hem ondervonden problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid niet geloofwaardig zijn bevonden. Zoals hiervoor is geoordeeld kan dit de toets in rechte doorstaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Politieke overtuiging (element 4)
16. Eiser betoogt - samengevat - dat hij vanwege zijn lidmaatschap van IPOB en zijn politieke activiteiten in Nigeria/Nederland een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Nigeria. IPOB-aanhangers worden in Nigeria door de autoriteiten gearresteerd. Het dragen van een Biaffra/IBOP-vlag of insignes is daarvoor al genoeg aanleiding. Eiser verwijst in dit verband op de genoemde stukken in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Groningen van 29 september 2023. [14] Daarnaast staat eiser al bekend bij de autoriteiten in Nigeria, door een registratieboek dat in beslag is genomen. Bovendien heeft eiser in Nederland gedemonstreerd.
16.1.
De rechtbank overweegt dat de minister heeft geconcludeerd dat sprake is van een politieke overtuiging bij eiser vanwege zijn lidmaatschap/betrokkenheid bij IPOB. Vervolgens heeft de minister beoordeeld of die politieke activiteiten een gegronde vrees voor vervolging opleveren. In dat verband is beoordeeld of de Nigeriaanse autoriteiten op de hoogte zijn van eisers politieke activiteiten en of hij vanwege die activiteiten in de negatieve belangstelling is komen te staan. De minister stelt terecht vast dat dit niet het geval is. De minister heeft daarbij met name van belang mogen vinden dat eisers politieke activiteiten in Nigeria marginaal waren, er meer dan tien jaar zijn verstreken sinds zijn deelname aan twee demonstraties in Nigeria, zijn politieke voorkeur zwak is, zijn post op social media over IPOB geen likes of reacties heeft en eiser in Nigeria geen problemen heeft ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging. De minister heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat de Nigeriaanse autoriteiten van eisers politieke overtuiging op de hoogte zijn. Dat eiser op de zitting stelt dat zijn naam is geregistreerd in een boek in 2012 heeft de minister onvoldoende mogen vinden. Eiser heeft dit namelijk ‘van horen zeggen’ en eiser heeft sindsdien niets meer hierover vernomen.
16.2.
Verder heeft de minister mogen betrekken dat eisers verklaringen over welke activiteiten hij bij terugkeer naar Nigeria wil verrichten wisselend zijn. Eiser heeft eerst aangegeven dat hij geen activiteiten gaat verrichten in Nigeria, omdat de persoon die kan vertellen wat hij moet doen vastzit. [15] Daarnaast heeft eiser in de correcties en aanvullingen aangegeven dat hij bij terugkeer wel activiteiten gaat verrichten, zoals het meedoen aan demonstraties. Eiser heeft geen reden gegeven waarom hij hier wisselend over heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat de minister in het bestreden besluit en op de zitting heeft gemotiveerd dat de correcties en aanvullingen op dit punt niet zijn meegenomen, omdat niet deugdelijk is gemotiveerd waarom deze verklaringen in de correcties en aanvullingen anders zijn dan de eerdere verklaringen in de gehoren. [16] De rechtbank betrekt daarbij dat eiser voldoende gelegenheid is geboden om in de gehoren hierover te verklaren.
16.3.
Voor zover eiser daarnaast stelt dat hij in Nederland actief is voor IPOB door mee te doen aan demonstraties, heeft de minister dat niet hoeven volgen. Uit de foto die bij de zienswijze is gevoegd kan namelijk niet worden afgeleid of het eiser is die op de foto staat. Zelfs al zou eiser op deze foto staan, dan heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiser niet heeft onderbouwd dat de Nigeriaanse autoriteiten op de hoogte zijn dat eiser heeft gedemonstreerd.
16.4.
Daarnaast gaat de verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 29 september 2023 niet op. [17] In die zaak verwachtte de minister namelijk terughoudendheid van de vreemdeling in het uiten van zijn politieke overtuiging, terwijl de minister dat standpunt in deze zaak niet inneemt. Weliswaar volgt uit de genoemde bronnen in de uitspraak van 29 september 2023 dat de situatie van IPOB-aanhangers in Nigeria niet rooskleurig is, maar dat betekent niet dat eiser automatisch een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat eiser niet op individuele gronden aannemelijk heeft gemaakt dat hij dat risico loopt. De beroepsgronden slagen niet.
Mensenhandel (element 5)
17. Eiser betoogt dat dit element ten onrechte door de minister niet geloofwaardig is geacht. Hij stelt dat van hem niet meer informatie verwacht kan worden dan dat hij heeft gegeven. Het gaat namelijk om een criminele organisatie die in het geheim opereert. Ook is eiser getraumatiseerd. Dat hij niet alles (onmiddellijk) tijdens de gehoren heeft kunnen verklaren, valt hem dan ook niet aan te rekenen.
17.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen over het relevante element mensenhandel ongeloofwaardig zijn.
17.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser in de zienswijze al heeft aangevoerd dat niet kan worden verwacht dat hij meer informatie kan geven over het netwerk van mensenhandelaren. De minister heeft daar in het besluit uitgebreid op gereageerd. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser niet nader geconcretiseerd of en op welke manier de minister hier in het besluit niet goed op in is gegaan. Dit betekent dat de rechtbank dit niet verder zal bespreken.
17.3.
De rechtbank overweegt verder dat de minister het niet ten onrechte bevreemdend heeft gevonden dat eiser pas in de correcties en aanvullingen van het eerste aanvullend gehoor melding heeft gemaakt van de problemen vanwege mensenhandel die voor hem een asielgrond vormen. In het nader gehoor heeft eiser namelijk op de vraag voor wie hij vreest niet de mensenhandelaar genoemd. Ook in het eerste aanvullend gehoor heeft eiser de mogelijkheid gehad om iets toe te voegen en geen melding gemaakt van de problemen vanwege de mensenhandelaar. Dat, zoals eiser stelt, hij in het nader gehoor [18] heeft verklaard over de mensenhandelaar, maakt dit niet anders. De minister heeft erop mogen wijzen dat eiser niet eerder dan bij de correcties en aanvullingen van het eerste aanvullend gehoor melding heeft gemaakt van problemen die hij stelt te hebben met het netwerk van de mensenhandelaren. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid van deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1622).
3.Pagina 13, nader gehoor.
4.Zie bijvoorbeeld p. 4 eerste alinea, p. 5 derde alinea, p. 7 onderaan, p.8 onderaan, van het eerste voornemen.
5.Medisch advies, 24 januari 2023.
6.Pagina 11, nader gehoor.
7.Pagina 12, nader gehoor.
8.Pagina 12, nader gehoor.
9.Pagina 13, nader gehoor.
10.Pagina 10, nader gehoor.
11.Pagina 7 en 26, nader gehoor en pagina 18, eerste aanvullend gehoor.
12.Pagina 9 en 11, nader gehoor.
13.Paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
15.Pagina 14-15, tweede aanvullend nader gehoor.
16.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2615).
18.Pagina 29, nader gehoor.