ECLI:NL:RBDHA:2025:24554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
NL25.49917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse eiser afgewezen door onvoldoende zorgvuldige voorbereiding en motivering door verweerder

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 23 april 2023 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 6 oktober 2025 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. Eiser, geboren in 1992, heeft zich afgekeerd van de islam en is politiek actief geweest, wat hem in Iran in gevaar zou brengen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende vragen heeft gesteld over de problemen van eiser en zijn verklaringen niet voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet zorgvuldig is voorbereid en vernietigt het besluit. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten van € 1.814,-. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.49917

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 23 april 2023 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 6 oktober 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en S. Olia als tolk. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting medegedeeld niet aanwezig te zijn vanwege capaciteitsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1992. Aan zijn asielaanvraag legt hij het volgende ten grondslag. Eiser heeft zich afgewend van de islam en is zowel in Iran als in Nederland politiek actief geweest door onder andere deel te nemen aan demonstraties en posts te plaatsen op sociale media. In januari 2023 is één van de vrienden van eiser, [naam], waarmee hij ’s nachts pamfletten verspreidde in Iran, opgepakt door de politie. Vervolgens hebben de inlichtingendiensten een inval gedaan in eisers huis. Hierdoor vreest eiser dat de Iraanse autoriteiten bekend zijn met zijn politieke activiteiten. Bij terugkeer naar Iran vreest eiser voor vervolging op grond van zijn afvalligheid en op grond van zijn politieke overtuiging.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Afvalligheid van de islam;
Politieke overtuiging en daaruit voortvloeiende problemen.
3.1.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook eisers afvalligheid van de islam vindt verweerder geloofwaardig. Verder vindt verweerder het geloofwaardig dat eiser een politieke overtuiging heeft en zowel in Iran als in Nederland heeft deelgenomen aan demonstraties. Maar verweerder vindt de problemen die eiser zou hebben ondervonden naar aanleiding van zijn deelname aan de demonstraties en het verspreiden van pamfletten niet geloofwaardig, omdat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
Op basis van de geloofwaardig geachte asielmotieven heeft eiser volgens verweerder geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Iran. Eiser heeft zijn afvalligheid in Iran niet kenbaar gemaakt en conformeerde zich aan de (religieuze) regels binnen de maatschappij. Als eiser bij terugkeer mogelijk ondervraagd zal worden op het vliegveld, mag van hem worden verwacht dat hij niet verklaart afvallig te zijn. Dat eiser hierna mogelijk nog gemonitord zal worden, levert ook geen risico op, omdat van hem verwacht mag worden dat hij zich niet anders opstelt dan hij eerder heeft gedaan in Iran ten aanzien van zijn religieuze identiteit. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat het uiten van zijn afvalligheid een belangrijk onderdeel is van zijn religieuze identiteit. Verder is niet gebleken van een diepgewortelde politieke overtuiging die eiser moet uiten. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de Iraanse autoriteiten zijn sociale media-activiteiten monitoren. Eisers politieke activiteiten op sociale media zijn ook beperkt, het is niet gebleken dat hij dagelijks berichten plaatst en ook niet dat zijn berichten politiek van aard zijn. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij demonstraties in Nederland een prominente of leidende rol heeft, nu hij in het nader gehoor alleen heeft gezegd dat hij een actieve rol had.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan.
Verweerder stelt ten eerste ten onrechte dat eiser niet in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staat vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser heeft in Iran problemen gehad vanwege zijn politieke overtuiging, namelijk zijn vriend die is opgepakt en de inval in zijn huis. Verweerder stelt in het bestreden besluit ten onrechte dat er in de zienswijze nieuwe informatie naar voren is gekomen met betrekking tot eisers problemen in Iran. Verweerder heeft zelf onvoldoende (door)gevraagd naar eisers problemen in het nader gehoor. Pas in het voornemen bleek dat verweerder verkeerde aannames heeft gemaakt, waardoor eiser hier pas in de zienswijze op kon reageren. Verweerder had de toelichting in de zienswijze daarom niet maar in beperkte mate mogen meenemen. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat [naam] in januari 2023 werd opgepakt naar aanleiding van demonstraties in 2022, gelet op het feit dat de Iraanse autoriteiten tijd nodig hadden om personen te identificeren. De inval in eisers huis heeft verweerder niet ongeloofwaardig gevonden. Bij deze inval zijn eisers spullen meegenomen, waardoor de Iraanse autoriteiten weten dat hij afvallig is. Verder heeft eiser in Nederland deelgenomen aan grote demonstraties en had hij hierbij een leidende rol. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser in het gehoor alleen gezegd heeft dat hij een actieve rol heeft. Eiser heeft ook in het gehoor al gezegd dat hij via Instagram mensen oproept, leuzen roept, en dat dit op diverse kanalen is uitgezonden. Verweerder heeft ook ten onrechte gesteld dat eisers politieke activiteiten op sociale media beperkt zijn. Eiser heeft relatief veel volgers. Bovendien moet niet alleen gekeken worden naar het aantal volgers, maar ook naar het bereik dat een post oplevert. Een enkele post die viraal gaat is meer dan voldoende om eiser in gevaar te brengen.
Verder meent eiser dat hij zijn vrees voor vervolging op grond van zijn politieke overtuiging en afvalligheid bij terugkeer wel aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder stelt ten onrechte dat niet is gebleken dat eiser een diepgewortelde politieke overtuiging heeft die hij moet uiten. De beoordeling van verweerder is in strijd met de rechtspraak over politieke overtuiging, met name het arrest S en A. [1] Verweerder heeft enkel gekeken naar hoe eiser zijn politieke overtuiging heeft geuit in het verleden, maar heeft niet beoordeeld hoe eiser zich wenst te uiten bij hypothetische terugkeer naar Iran. Eiser zal zich bij terugkeer niet meer inhouden maar open uiten, zoals hij dat momenteel in Nederland doet en op sociale media. Ook stelt verweerder ten onrechte dat eiser bij terugkeer naar Iran niet hoeft te vrezen vanwege zijn afvalligheid. Eisers afvalligheid is verweven met zijn politieke overtuiging. Eiser heeft inzichtelijk gemaakt dat hij zijn afvalligheid uit via sociale media en tegenover eenieder. Van eiser mag niet worden verwacht dat hij zich bij terugkeer naar Iran terughoudend opstelt om vervolging te voorkomen. [2] De hoogste bestuursrechter heeft in januari 2022 geoordeeld [3] dat verweerder moet onderzoeken en beoordelen of de vreemdeling vanwege zijn afvalligheid gevaar loopt bij terugkeer naar Iran, maar verweerder heeft dit onvoldoende onderzocht. Verder is het aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar Iran zal worden ondervraagd door de autoriteiten omdat hij moet terugkeren op een laissez-passer (hierna: LP). Verweerder stelt dat van eiser kan worden verwacht dat hij hierbij liegt over zijn afvalligheid, maar dat is in strijd met mensenrechten. Eiser weigert pertinent een verklaring te ondertekenen dat hij moslim is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid problemen in Iran naar aanleiding van politieke activiteiten
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid heeft door eiser te weinig vragen te stellen over zijn gestelde problemen en vervolgens onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft dat de problemen van eiser in Iran naar aanleiding van zijn politieke activiteiten ongeloofwaardig zijn. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
5.1.
Verweerder heeft aan zijn oordeel, dat eisers relaas niet geloofwaardig is, onder meer de volgende punten ten grondslag gelegd:
(1) Het is niet inzichtelijk waarom het uitdelen van pamfletten de reden is geweest dat [naam] is opgepakt en het is opmerkelijk dat eiser in zijn zienswijze in afwijking daarvan heeft gezegd dat dit is geweest vanwege deelname aan demonstraties.
(2) Het is niet aannemelijk dat [naam] is opgepakt vanwege zijn deelname aan demonstraties, terwijl tussen de laatste demonstraties en het moment dat hij opgepakt werd een geruime periode zat.
(3) Eiser heeft zijn informatie over [naam] volgens zijn verklaringen enkel van een derde gekregen.
(4) Eiser heeft niet duidelijk uitgelegd hoe de autoriteiten zijn activiteiten hebben ontdekt.
5.2.
Wat betreft punt (1) wijst eiser er terecht op dat hij tijdens zijn nader gehoor niet heeft verklaard dat de problemen van [naam] voortvloeiden uit het verspreiden van pamfletten. Hij heeft weliswaar verklaard dat [naam] is opgepakt, maar niet dat dit vanwege pamfletten is geweest. Verweerder heeft ook niet gevraagd waarom [naam] is gearresteerd, maar is na eisers verklaring over de arrestatie doorgegaan met vragen over eisers politieke overtuiging. [4] Over de arrestatie van [naam] zijn nauwelijks vragen gesteld. Gelet op deze gang van zaken is het begrijpelijk dat eiser pas in de zienswijze, reagerend op het voornemen, heeft toegelicht dat de problemen niet zijn ontstaan naar aanleiding van de pamfletten maar naar aanleiding van de deelname aan demonstraties.
Bij punt (2) is van belang dat eiser heeft verklaard dat hij op 30 januari 2023 heeft vernomen dat [naam] was opgepakt. Ten aanzien van de demonstratie in 2022 is niet duidelijk wanneer deze zou hebben plaatsgevonden. Zonder nadere motivering kan daarom niet worden staande gehouden dat het tijdsverloop tussen de demonstratie en de ondervonden problemen zonder meer onlogisch zou zijn. Dat hij heeft verklaard dat de demonstraties waren afgenomen, geeft – anders dan verweerder lijkt te veronderstellen – geen indicatie over het tijdsverloop.
Over punt (3) merkt eiser terecht op dat hij de informatie over [naam] niet alleen van een andere vriend heeft vernomen, maar ook – later telefonisch – van [naam] zelf. [5]
Wat betreft punt (4) staat in het voornemen dat eiser niet heeft onderbouwd hoe de autoriteiten erachter zijn gekomen dat hij en [naam] pamfletten zouden hebben verspreid. Hierbij is verweerder van de aanname uitgegaan dat [naam] is opgepakt naar aanleiding van het verspreiden van de pamfletten, terwijl eiser niet heeft verklaard dat dit de aanleiding was en verweerder niet naar de aanleiding heeft gevraagd. In het bestreden besluit vult verweerder aan dat eiser weliswaar heeft gezegd dat hij zou zijn gefilmd bij demonstraties, maar dat hij dit niet nader heeft toegelicht of onderbouwd. Verweerder verwijst hierbij naar pagina 13 van het nader gehoor. Daar verklaart eiser – gedurende zijn vrije relaas – dat hij met zijn vrienden is gefilmd tijdens een demonstratie in Iran. Dit betreft één zin aan het slot van het vrije relaas en bij de nadere vraagstelling is verweerder daar niet meer op teruggekomen.
5.3.
Tot slot heeft verweerder in het nader gehoor geen vragen gesteld over de inval in eisers huis terwijl eiser hier meerdere malen over heeft verklaard. Eiser wijst er terecht op dat verweerder in het voornemen en het bestreden besluit ook niet heeft beoordeeld of eisers verklaringen over de huisinval geloofwaardig zijn.
6. Omdat verweerder het besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, mede nu verweerder niet op zitting aanwezig was om het besluit nader te motiveren. Ook zal de rechtbank geen bestuurlijke lus toepassen. Het gebrek leent zich er niet voor om op korte termijn hersteld te worden.
Vrees bij terugkeer
7. Hoewel het beroep al gegrond is op basis van het voorgaande, vindt de rechtbank het van belang ook nog een oordeel te geven over verweerders beoordeling van eisers vrees bij terugkeer. De rechtbank is namelijk van oordeel dat verweerder ook onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft dat eiser bij terugkeer naar Iran geen gegronde vrees voor vervolging heeft vanwege zijn politieke overtuiging. Hierbij is verweerder met name onvoldoende ingegaan op eisers activiteiten op sociale media. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser zijn Instagramprofiel aan de rechtbank laten zien. Eiser heeft een openbaar account op Instagram met, ten tijde van de zitting, ongeveer 4.700 volgers. Hij plaatst
reelsop zijn account waarin hij kritiek heeft op de islam en op de politieke situatie in Iran. In ieder geval één van deze
reelsis viraal gegaan met meer dan 1 miljoen kijkers, 102.000
likes, en bijna 12.000 reacties. Andere berichten zijn 1.000 of 2.000 keer bekeken. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting ook aangegeven dat eiser bij zijn berichten
hashtagsgebruikt waar de Iraanse autoriteiten op zoeken. Uit het Algemeen Ambtsbericht (hierna: AAB) over Iran van september 2023 volgt dat de Iraanse autoriteiten sociale media monitoren. Er worden verschillende voorbeelden genoemd van personen die vanwege een enkel viraal gegaan filmpje problemen hebben gekregen met de autoriteiten. [6] Verder staat in het AAB dat het risico groot is dat iemand die terugreist op een LP ondervraagd wordt over verblijf in het buitenland. [7] Bij de ondervraging kan ook de inhoud van laptops, mobiele telefoons en harddrives worden gecontroleerd en moeten mensen hun wachtwoorden geven. Verweerder heeft, gelet op de informatie uit het AAB, onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat de Iraanse autoriteiten niet op de hoogte zijn van eisers activiteiten op sociale media of hier bij terugkeer van eiser naar Iran van op de hoogte zullen raken.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
4.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 6 oktober 2025;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688 (S en A tegen Nederland).
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5349.
3.Uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:94.
4.Zie pagina 25 van het verslag van het nader gehoor.
5.Zie pagina 25 van het verslag van het nader gehoor.
6.Zie pagina 70-73 van het AAB.
7.Zie pagina 115 van het AAB.