ECLI:NL:RBDHA:2025:24359
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen terugkeerbesluit van de Minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak op het verzet van de Minister van Asiel en Migratie, gaat het om de beoordeling van een eerder genomen uitspraak van de rechtbank van 21 mei 2025, waarin het beroep van de eiser gegrond werd verklaard. De minister heeft op 2 juli 2025 verzet ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 10 december 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het verzet gegrond is, omdat het eerder opgelegde terugkeerbesluit prematuur was. Dit besluit was genomen voordat de tijdelijke bescherming van derdelanders op 4 maart 2024 was geëindigd, waardoor de rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit niet rechtsgeldig was. De rechtbank herstelt de eerdere uitspraak en hervat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond voor de uitspraak van 21 mei 2025. De rechtbank doet ook uitspraak op het beroep, dat betrekking heeft op de beëindiging van de tijdelijke bescherming per 4 maart 2024. De rechtbank volgt de eiser niet in zijn standpunt dat deze beëindiging onrechtmatig is, en concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser komt niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter F. Sijens en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.