ECLI:NL:RBDHA:2025:24210
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering en terugvordering
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die in bezwaar is gegaan tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering, stelt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat voor de herziening van de bijstandsuitkering over een periode in het verleden geen spoedeisend belang aanwezig is. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstandsuitkering van verzoeker herzien over de periode van 9 juni 2021 tot en met 31 augustus 2022 en de uitkering ingetrokken per 1 september 2022, met een terugvordering van € 47.905,70. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter concludeert dat er geen acute financiële noodsituatie is die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst erop dat de intrekking van de bijstandsuitkering is gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door verzoeker, die geen melding heeft gemaakt van zijn inkomsten uit gokactiviteiten. De voorzieningenrechter stelt vast dat de inkomsten van verzoeker de bijstandsnorm overschrijden, waardoor hij geen recht heeft op bijstand. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, en het bestreden besluit blijft gelden totdat op het bezwaar is beslist.