In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 december 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het inwendig veranderen van een winkel aan de [adres] in Den Haag tot twee hotelkamers beoordeeld. Eiser, eigenaar van diverse panden in de omgeving, had op 12 maart 2024 een aanvraag ingediend, die op 23 oktober 2024 door het college van burgemeester en wethouders werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar, waarop de bezwaarschriftencommissie adviseerde het bezwaar gegrond te verklaren. Desondanks verklaarde het college het bezwaar ongegrond met een besluit op 6 juni 2025. Eiser ging hiertegen in beroep.
De rechtbank behandelt het beroep op 16 oktober 2025 en constateert dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat het bouwplan van eiser moet worden gekwalificeerd als een hotel, zoals bedoeld in de planregels, omdat het voldoet aan de vereiste van gedeeltelijke verzorging. De rechtbank legt uit dat de definitie van een hotel in de planregels vereist dat er naast tijdelijke huisvesting ook een vorm van verzorging aanwezig moet zijn. Eiser biedt een ontbijtservice aan en zorgt voor schoon bed- en linnengoed, wat voldoende is om van gedeeltelijke verzorging te spreken.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoed moeten worden. De uitspraak benadrukt dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag niet voldeed aan de vereisten voor een hotel, en dat het college eiser om nadere toelichting had moeten vragen als er onduidelijkheden waren.