ECLI:NL:RBDHA:2025:23745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
NL25.22844 en NL25.22846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Turkse eisers met betrokkenheid bij de Gülen-beweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2025 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van twee Turkse eisers, die betrokkenheid bij de Gülen-beweging claimen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie in stand blijft. De eisers, geboren in 1988 en 1997, hebben in 2022 asiel aangevraagd, maar hun aanvragen werden eerder als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft de nieuwe besluiten van 16 mei 2025 beoordeeld, waarin de aanvragen opnieuw werden afgewezen op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet. De eisers hebben verklaard dat zij vrezen voor vervolging in Turkije vanwege hun betrokkenheid bij de Gülen-beweging, maar de rechtbank oordeelde dat hun verklaringen niet voldoende onderbouwd waren met documenten en dat de asielmotieven niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eisers tegenstrijdig waren en dat de overgelegde documenten, waaronder aanhoudingsbevelen, niet authentiek waren. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet voldeden aan de voorwaarden voor asiel en dat er geen gegronde vrees voor vervolging was. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en onderbouwde verklaringen in asielprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.22844 en NL25.22846

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2], eisers

V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2],
Mede namens hun minderjarige dochter
[minderjarige], v-nummer [nummer 3]
(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: Mr. G. Erdal).

Procesverloop

Bij besluiten van 16 mei 2025 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder en namens eisers, mr. A. Simicevic die waarneemt voor de gemachtigde van eisers.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eisers hebben de Turkse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] 1988 en
[geboortedatum 2] 1997. Eisers hebben op 7 december 2022 aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikkingen van 22 juli 2024 zijn de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers zijn hiertegen in beroep gegaan en hebben op 27 augustus 2024 originele identificerende documenten overgelegd. Vervolgens zijn op 14 november 2024 de beschikkingen van 22 juli 2024 ingetrokken en is er opnieuw op de asielaanvragen van eisers beslist.
1.2.
Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 16 mei 2025 de asielaanvragen van eisers (opnieuw) in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e en h, Vw.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd.
2.1.
Eiser heeft verklaard Gülenist te zijn en als vrijwilliger bij de Gülen-gemeenschap te hebben gewerkt, waardoor hij werd uitgesloten door familie en de maatschappij. Eiser heeft een kopie van een aanhoudingsbevel overgelegd waarin staat dat hij wordt beschuldigd van betrokkenheid bij de terroristische organisatie Fetö. Eiser vreest dat hij bij terugkeer onschuldig de gevangenis in zou moeten.
2.2.
Eiseres heeft verklaard dat zij tijdens haar schooltijd in aanraking is gekomen met de Gülen-beweging. Eiseres heeft bij de firma Bin Cagrhi gewerkt, die in 2018 is gesloten vanwege vermeende betrekkingen met de Gülen-beweging. Eiseres is via deze firma gaan werken bij Turk Telecom. Bij Turk Telecom is eiseres ontslagen onder code 29, waardoor zij niet meer kan werken in Turkije. Eiseres en haar andere ontslagen collega’s worden ervan beschuldigd dat zij een cyberaanval zou hebben uitgevoerd via Turk Telecom. Er is een arrestatiebevel tegen eiseres uitgevaardigd.
Het bestreden besluit
3.1.
De asielrelazen van eisers bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- betrokkenheid bij de Gülen-beweging en problemen hierdoor.
3.2.
Verweerder heeft het eerste asielmotief geloofwaardig en het tweede asielmotief ongeloofwaardig geacht. Het geloofwaardig geachte asielmotief levert volgens verweerder echter geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eisers een gegronde vrees voor vervolging hebben als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of dat eisers bij terugkeer naar Turkije een reëel risico lopen op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom heeft verweerder de asielaanvraag van eisers afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Het oordeel van de rechtbank
4. Eisers hebben betwist dat er vaag en ongeloofwaardig zou zijn verklaard over het aanhoudingsbevel. Het aanhoudingsbevel is ten onrechte als onecht bevonden door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT). Eisers trekken de deskundigheid van TOELT in twijfel (zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van
13 februari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:2151)). Daarnaast heeft Bureau Documenten slechts een kopie van het aanhoudingsbevel onderzocht. Bovendien hebben eisers met het overleggen van een afschrift van de oproeping voor een meervoudige strafzaak via E-devlet aannemelijk gemaakt dat de inhoud van het aanhoudingsbevel juist is.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat eisers hun verklaringen over hun gestelde problemen vanwege betrokkenheid bij de Gülen-beweging niet met documenten hebben onderbouwd. Daarom heeft verweerder de verklaringen op geloofwaardigheid beoordeeld. Verweerder heeft de verklaringen van eisers over deze gestelde problemen ongeloofwaardig geacht, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Daarin is bepaald dat de verklaringen van de vreemdeling samenhangend en aannemelijk en niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie moeten zijn.
4.2.
Eisers hebben met de door hen overgelegde aanhoudingsbevelen en de oproeping van de strafzaak uit E-devlet hun gestelde betrokkenheid bij de Gülen-beweging en de problemen hierdoor willen onderbouwen. Allereerst wordt opgemerkt dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat eiser verklaringen heeft afgelegd die tegenstrijdig zijn met de verklaringen van eiseres en andersom over hun rol binnen de Gülen-beweging en dat zij vaag en ongeloofwaardig hebben verklaard over de aanhoudingsbevelen. Ten aanzien van de overgelegde aanhoudingsbevelen heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat het onderzoek door TOELT niet meer relevant is, nu de aanhoudingsbevelen ook zijn onderzocht door Bureau Documenten. Uit dit onderzoek is gebleken dat bij beide aanhoudingsbevelen de opmaak en afgifte afwijken van het beschikbare vergelijkingsmateriaal en dat de documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. De rechtbank volgt de toelichting van verweerder ter zitting dat Bureau Documenten ook een kopie op echtheidskenmerken kan onderzoeken, omdat vastgesteld kan worden of het document aan bepaalde voorwaarden voldoet en of het document – gelet op aanwezig vergelijkingsmateriaal – uit Uyap afkomstig is. Daarnaast heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde oproeping uit E-devlet enkel blijkt dat eiser op 18 september 2024 om 10:20 uur moet verschijnen bij de strafkamer van de rechtbank in Bingöl. Uit het document blijkt niet waarvoor eiser moet verschijnen en of dit samenhangt met de door hem gestelde betrokkenheid bij de Gülen-beweging.
4.3.
Gelet op het vorenstaande, in samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van het Vw en, in het verlengde daarvan, dat de gestelde problemen van eisers vanwege betrokkenheid bij de Gülen-beweging niet geloofwaardig zijn. De onder 4. weergegeven beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
5. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De beroepen zijn ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.