Overwegingen
1. Eiser is geboren op [datum] 1996 en heeft de Turkse nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is gevlucht uit Turkije vanwege de militaire dienstplicht. Eiser is enkel geschikt verklaard voor de militaire dienstplicht als bestraffing vanwege zijn etnische afkomst als alevitische Koerd. Als hij de militaire dienstplicht moet vervullen, vreest eiser uitgescholden en gemarteld te worden. Daarnaast heeft eiser problemen ervaren vanwege zijn etnische afkomst als alevitische Koerd. Om die redenen vreest eiser voor terugkeer naar Turkije.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de problemen vanwege eisers etniciteit zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser militaire dienstplicht moet vervullen. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft ervaren bij de keuring voor de militaire dienst vanwege zijn etniciteit als alevitische Koerd. Volgens verweerder komt eiser niet in aanmerking voor bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag vanwege zijn etniciteit en de militaire dienstplicht.
Beroep tegen niet-tijdig beslissen
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit alsnog heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Nu verweerder een besluit op de aanvraag heeft genomen, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Het beroep is, voor zover het is gericht tegen het niet-tijdig beslissen, daarom niet-ontvankelijk.
5. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na deze overschrijding een besluit op de aanvraag is genomen, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de bij einduitspraak te begroten proceskosten van eiser voor zover het beroep is gericht tegen het niet-tijdig beslissen.
Beroep tegen het bestreden besluit
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte geen verband aanneemt tussen de medische goedkeuring en zijn etnische achtergrond als alevitische Koerd. Eiser ziet de goedkeuring als een vorm van bestraffing vanwege zijn etniciteit. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat hij mede door zijn deelname aan een demonstratie op 19 december 2022 niet is vrijgesteld van zijn militaire dienst. Eiser heeft hier niet in het nader gehoor over verklaard omdat dit volgens eiser een oud gegeven is en hij had destijds geen documenten ter onderbouwing van zijn deelname. Dat eiser bij de eerste medische keuring is afgekeurd komt volgens eiser doordat de autoriteiten zijn dossier niet goed hadden bestudeerd ten aanzien van zijn etnische achtergrond. Bij de tweede keuring was dat wel het geval waardoor eiser alsnog is goedgekeurd, terwijl eiser vanwege zijn platvoeten medisch gezien zou moeten worden afgekeurd. Met de verklaring dat eiser naast zijn lidmaatschap van de CHPook de HDPmet geld heeft gesteund, heeft eiser duidelijk willen maken dat hij ook regelmatig de HDP heeft gesteund. Eiser verwacht dat zijn steun bij de autoriteiten bekend is geworden omdat hij het HDP-kantoor heeft bezocht en dit kantoor door de autoriteiten in de gaten wordt gehouden. Bovendien heeft eiser gerechtelijke stukken van zijn vader ontvangen waaruit blijkt dat eiser wordt gezocht vanwege zijn uitingen op sociale media waarin hij de steun aan PKKkenbaar heeft gemaakt. Daarnaast heeft de politie op 25 september 2024 eisers ouderlijk huis doorzocht en een navraag naar eiser gedaan. Eiser heeft op sociale media HDP gesteund/hun bijeenkomsten gedeeld, maar in de ogen van de Turkse overheid wordt steun aan HDP gelijkgesteld aan steun aan PKK. Eiser meent dat hij wel aangemerkt moet worden als een vluchteling omdat hij vreest in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten te staan vanwege zijn etnische achtergrond. Eiser handhaaft ook zijn stelling dat hij als dienstweigeraar of dienstplichtontduiker met een alevitische achtergrond een risico loopt op onevenredige bestraffing. Eiser verwijst hierbij naar het Algemeen Ambtsbericht van 2022dat volgens hem nog steeds relevant is nu in het Algemeen Ambtsbericht van 2023weinig informatie staat met betrekking tot het onderduiken voor de dienstplicht. Net als in de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 7 juni 2022, meent eiser dat ook hij als politiek actief wordt gezien, gelet op de overgelegde documenten. Verder meent eiser dat hij de afkoopsom niet kan betalen. Hij wilt de dienstplicht ook niet vervullen omdat hij als Koerd wordt ingezet in de strijd tegen andere Koerden. Dit blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht van 2023. Tot slot is er bij eiser sprake van gewetensbezwaren.
7. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser in beroep de gerechtelijke stukken die hij via zijn vader heeft ontvangen, een tenlastelegging van 2 oktober 2023 en aanhoudingsbevelen van 27 januari 2023 en van 1 februari 2023, overgelegd. Verweerder heeft deze documenten laten beoordelen door het TOELT. Het TOELT heeft de documenten beoordeeld en zijn conclusies in een ongedateerd antwoorddocument (hierna: memo) opgenomen. In een kader op de eerste pagina van die memo staat dat het antwoord binnen een beperkte tijd en met gebruikmaking van een beperkt aantal bronnen tot stand is gekomen en dat het dan ook niet de pretentie heeft volledig te zijn. Over de drie documenten heeft het TOELT opgemerkt dat de verifieerbare kenmerken afwijkend zijn bevonden en dat deze documenten strijdig zijn met bij het TOELT bekende informatie.
8. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het opmerkelijk is dat eiser heeft verklaard deze documenten via zijn vader te hebben verkregen, die deze bij de autoriteiten moest ophalen. Uit het Algemeen Ambtsbericht van 2023 blijkt immers dat de documenten via het account van een gevolmachtigde advocaat of via het account van de verdachte zelf te verkrijgen zijn. Nu eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij zelf een e-devlet account heeft, is het bevreemdend dat eiser de documenten niet langs deze weg heeft verkregen en overgelegd. Volgens verweerder roept dit twijfels op over de aan deze documenten te hechten waarde. Gelet op het voorgaande kan volgens verweerder aan deze documenten niet de door eiser gewenste waarde worden gehecht.
9. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat het TOELT deskundig is om conclusies over de documenten te trekken en daarbij de rechtbank verzocht om kennis te nemen van interne beoordeling van het TOELT. Daarnaast twijfelt eiser aan de conclusies van het TOELT over de overgelegde documenten en merkt hij op dat uit de beoordeling niet is gebleken dat de documenten niet echt zijn.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
10. De rechtbank overweegt dat het TOELT bij de rechtbank niet bekend is als de aangewezen deskundige voor documentenonderzoek. De bij de rechtbank bekende deskundige is Bureau Documenten, die verweerder in dit soort gevallen inschakelt om onderzoek te doen. Verweerder heeft ter zitting niet kunnen uitleggen waarom de documenten door het TOELT en niet door Bureau Documenten zijn beoordeeld. Ook heeft verweerder niet kunnen uitleggen of het TOELT expert is op het gebied van documentenonderzoek. De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek enkel is gebleken dat de overgelegde documenten strijdig zijn met de bij het TOELT bekende informatie. Het TOELT heeft zich echter niet uitgelaten over de echtheid van de documenten. De rechtbank acht een onderzoek naar de echtheid van de door eiser overgelegde documenten van belang, gelet op de potentiële betekenis van deze documenten voor de beoordeling van eisers asielrelaas. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank aanleiding moeten zien om hiervoor Bureau Documenten in te schakelen. De ter zitting besproken mogelijkheid voor de rechtbank om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb de interne beoordeling van het TOELT in te zien, biedt naar alle waarschijnlijkheid geen soelaas. De rechtbank is immers geen deskundige op het gebied van documentonderzoek en zij kan daarom ook niet zelf, op basis van een beoordeling van het werk van TOELT, de echtheid van de documenten onderzoeken. Het voorgaande betekent dat de motivering van het bestreden besluit bij de huidige stand van zaken onvoldoende draagkrachtig is en dat sprake is van een motiveringsgebrek.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen met toepassing van artikel 8:51a van de Awb. Daarvoor moet verweerder de door eiser overgelegde documenten laten onderzoeken door Bureau Documenten. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank hiermee een tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beoordeling en beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.