ECLI:NL:RBDHA:2025:23299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
NL25.30621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen leeftijdsvaststelling in asielprocedure van Eritrese vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 december 2025, wordt het beroep van een Eritrese vreemdeling behandeld die het niet eens is met de leeftijdsvaststelling door de Minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling had op 5 september 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 17 juni 2025 werd ingewilligd. Echter, de vreemdeling betwist de vastgestelde geboortedatum en voert aan dat deze niet correct is. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van de vreemdeling en komt tot de conclusie dat de minister de leeftijdsvaststelling terecht heeft gehandhaafd. De rechtbank stelt vast dat de conclusies van de leeftijdsschouw door de AVIM en IND inzichtelijk en concludent zijn, en dat de vreemdeling onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn minderjarigheid aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat de doopakte die door de vreemdeling is overgelegd, geen identificerend document is en daarom niet kan dienen als bewijs voor zijn geboortedatum. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling evident meerderjarig is en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en gedetailleerde verklaringen van de vreemdeling over zijn geboortedatum en leeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30621

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
Alias:

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
van Eritrese nationaliteit,
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. G. Draaier).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van van de minister van 17 juni 2025 . In dat besluit heeft de minister eisers asielaanvraag ingewilligd. Eiser is het niet eens met de leeftijdsvaststelling zoals in dat besluit opgenomen. Hij voert daartoe aan aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de leeftijdsvaststelling.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit van de minister in stand kan blijven. Het beroep van eiser gericht tegen de vaststelling van zijn leeftijd is ongegrond. De minister mocht afgaan op de conclusies van de schouw, omdat de conclusies inzichtelijk en concludent zijn. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 5 september 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit ingewilligd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, voor zover het besluit ziet op de vaststelling van eisers leeftijd/geboortedatum.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft in Nederland op 5 september 2023 asiel aangevraagd en heeft daarbij aangegeven dat hij op [geboortedatum] te Barentu, in Eritrea is geboren. Ten tijde van het verhoor op 6 september 2023 bij AVIM [1] heeft eiser, gelet op het proces-verbaal van dat verhoor, opgegeven dat zijn geboortedatum [geboortedatum] is en dit later gecorrigeerd naar [geboortedatum] Eiser heeft tijdens dit verhoor ook verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum] dan wel [geboortedatum] is. De geboortedatum van [geboortedatum] is vervolgens aangehouden.
3.1.
Eiser is geschouwd door de AVIM en nadien door een hoormedewerker van de IND [2] . De medewerkers van AVIM en van de IND hebben geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. De geboortedatum is daarom aangepast van [geboortedatum] naar [geboortedatum] .
3.2.
Met het bestreden besluit heeft de minister de asielaanvraag ingewilligd. De minister heeft daarbij de door eiser opgegeven geboortedatum van [geboortedatum] niet gevolgd maar is uitgegaan van de geboortedatum van [geboortedatum] . De inconsistente, wisselende en niet gedetailleerde verklaringen over de geboortedatum en leeftijd worden eiser aangerekend. Dat het eerder foutief zou zijn opgeschreven, is niet aannemelijk volgens de minister en is geen verschoonbare verklaring voor de meerdere, verschillende geboortedata. Verder kan eiser ook weinig gedetailleerd verklaren over leeftijdgerelateerde zaken, zoals hoe oud hij was toen hij met school stopte of in welk jaar. Ook kan eiser niet benoemen in welk jaar hij uit Eritrea vertrok. De minister benoemt dat eiser op alle vragen die te maken hebben met leeftijd of tijdsaanduiding lang moest nadenken of geen antwoord paraat had. De door eiser overgelegde doopakte met geboortedatum [geboortedatum] is geen identificerend document of een officieel bewijs van geboorte. Daarom wordt er weinig waarde aan gehecht. Het document maakt de wisselende, inconsistente en niet gedetailleerde verklaringen ook niet verschoonbaar. De minister kent een zwaarwegend gewicht toe aan de leeftijdschouw en het gebrek aan identificerende documenten om de evidente meerderjarigheid te weerleggen.
Beroepsgronden
4. Eiser erkent dat hij tijdens de gehoren geen exacte geboortedatum wist te noemen, maar voert aan dat dit hem niet mag worden tegengeworpen. In Eritrea is het gebruikelijk dat mensen hun geboortedatum niet kennen. Bovendien werd eiser tijdens de eerste gehoren nog niet bijgestaan door een advocaat. Volgens eiser is het onjuist dat de minister stelt dat ook in de correcties en aanvullingen een verkeerde geboortedatum is vermeld. Vanaf het eerste contact met eiser is al aan de minister gemeld dat eiser een originele doopakte bezit (zie brief van 12 maart 2024). De gemachtigde wist al sinds de eerste kennismaking met eiser dat zijn geboortedatum onjuist is genoteerd door de minister. De conclusie van de AVIM-schouw zegt weinig omdat het om een leeftijdsverschil van één jaar gaat en het niet kan worden uitgesloten dat eiser, ten tijde van het verhoor bij AVIM, nog net minderjarig was. De minister heeft ten onrechte weinig waarde gehecht aan de doopakte. Het document is nooit voorgelegd voor nader onderzoek aan Bureau Documenten, terwijl eiser veel moeite heeft gedaan om het te verkrijgen en daarmee aan zijn inspanningsplicht heeft voldaan. Doopaktes zijn in Eritrea belangrijke documenten waarmee men onder andere identiteitskaarten (of andere documenten) kan krijgen. In dit verband is gewezen op het algemeen ambtsbericht Eritrea 2022 [3] waaruit volgt dat islamitische rechtbanken en kerken doopaktes afgeven die de autoriteiten accepteren. De minister had daarom niet mogen volstaan met het terzijde schuiven van de doopakte.
Heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling?
5. De rechtbank dient eerst te bezien of eiser belang heeft bij een oordeel over zijn beroep. Hij heeft namelijk de gevraagde asielvergunning gekregen, zodat hij in zoverre niet in een gunstiger positie kan komen te verkeren. Eiser heeft gesteld dat hij er belang bij heeft om met de juiste geboortedatum geregistreerd te worden. De rechtbank is van oordeel dat eiser een procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep heeft. Er bestaat immers procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Uit een uitspraak van de Afdeling [4] van 17 september 2003 [5] volgt bovendien dat een vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Eisers leeftijd kan daarnaast van belang zijn bij een eventueel verzoek om nareis van familieleden. De rechtbank beoordeelt het beroep daarom, voor zover het ziet op eisers geboortedatum.
De motivering van de leeftijdsvaststelling
6. Het is in beginsel aan de vreemdeling om zijn geboortedatum aannemelijk te maken, waarbij een vrije bewijsleer geldt en waarbij de minister een samenwerkingsplicht heeft om eiser daarbij te helpen. Eiser stelt minderjarig te zijn maar heeft zijn opgegeven leeftijd niet met identificerende documenten of anderszins onderbouwd. Een doopakte is geen identificerend document. Er staat immers ook geen foto van eiser op. Volgens het beleid van de minister vindt bij een alleenstaande minderjarige vreemdeling, die zijn minderjarigheid niet met authentieke identiteitsdocumenten kan aantonen, tijdens de aanmeldfase een leeftijdsschouw plaats.
6.1.
Een leeftijdsschouw gehouden conform werkinstructie 2025/1 is in het algemeen een zorgvuldig en bruikbaar middel, aldus de Afdeling. [6] Om in een individuele zaak tot een zorgvuldige schouw te komen, is het van belang dat de verslaglegging zorgvuldig gebeurt en alle observaties tijdens het gehoor, bestaande uit uiterlijke kenmerken, verklaringen en gedragingen, in het verslag staan beschreven. De conclusies van de schouw moeten worden verbonden aan deze observaties. Alleen dan is een schouw voldoende zorgvuldig, inzichtelijk en concludent. De Afdeling heeft ook overwogen dat de leeftijdsschouw in een zaak geen bruikbaar middel is om uitspraken te doen over de vraag of al dan niet getwijfeld moet worden aan de verklaringen van een vreemdeling dat hij minderjarig is, indien een van de leeftijdsschouwen niet inzichtelijk en concludent is, De Afdeling heeft overwogen dat de minister in dat geval moet uitgaan van de presumptie van minderjarigheid en dat het aan de minister is om die te ontzenuwen.
De geboortedatum/leeftijd
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde minderjarigheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Op grond van artikel 31 Vw [7] rust de bewijslast voor de gestelde geboortedatum bij eiser. Dat in Eritrea vaak geen exacte geboortedata bekend zouden zijn, acht de rechtbank -nog daargelaten dat eiser die stelling niet met objectieve landeninformatie heeft onderbouwd, onvoldoende om de door de minister geconstateerde inconsistenties te verklaren. De minister heeft in dit verband afdoende gemotiveerd, dat eiser onderwijs heeft gevolgd en kan lezen en schrijven. De wisselende en inconsistente verklaringen doen zich uitsluitend voor op het punt van de leeftijd, terwijl eiser over andere onderwerpen wel gedetailleerd heeft kunnen verklaren. Dat eiser tijdens het eerste gehoor nog geen gemachtigde had, maakt dit niet anders. Gelet op de omvang en aard van de inconsistenties heeft de minister deze terecht aan eiser kunnen tegenwerpen.
De doopakte
6.3.
De rechtbank volgt de minister in het standpunt dat aan de overgelegde doopakte slechts beperkte waarde kan worden toegekend voor de door eiser gestelde minderjarigheid. Het betreft, zoals de minister terecht stelt, geen officieel identificerend document, omdat het niet door de Eritrese autoriteiten is afgegeven. Dit is ook in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling [8] . De minister heeft er in dit verband ook terecht op gewezen dat de doopakte geen pasfoto of geboorteplaats vermeldt waardoor niet met zekerheid kan worden vastgesteld of deze op eiser betrekking heeft. Bovendien, zo stelt de minister ook terecht, wijkt de in de akte vermelde geboortedatum van [geboortedatum] ook af van de door eiser zelf opgegeven datum wat de twijfel over de juistheid van zijn verklaringen nog meer vergroot. De minister heeft daarom, anders dan eiser stelt, de doopakte niet voor nader onderzoek hoeven voor te leggen aan Bureau Documenten.
Evidente meerderjarigheid
6.4.
De rechtbank volgt de minister ook in de conclusie dat sprake is van evidente meerderjarigheid. Uit de leeftijdsschouw van AVIM en de IND heeft de minister mogen afleiden eiser ten tijde van de gehoren meerderjarig was. De enkele stelling van eiser dat bij de leeftijdsschouwen sprake is van natte vingerwerk is onvoldoende om te oordelen dat de conclusies van de schouwen niet inzichtelijk, niet zorgvuldig of niet concludent zouden zijn. Eiser heeft zijn stelling op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl uit de rapporten van AVIM en van de IND blijkt dat op basis van uiterlijke kenmerken, gedragingen, signalen en verklaringen tot een gelijkluidende conclusie is gekomen. Zelfs uitgaande van de door de minister vastgestelde geboortedatum van [geboortedatum] , was eiser op 6 september 2023 (datum van het gehoor) al 18 jaar en ruim 7 maanden oud. Dat sommige Eritreeërs rond hun achttiende levensjaar vluchten om de militaire dienstplicht te ontvluchten, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu ook meerderjarigen om die reden Eritrea ontvluchten.
Conclusie en gevolgen
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom hij uitgaat van de geboortedatum [geboortedatum] . Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.Paragrafen 2.3.1 en 2.3.5.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Uitspraken van 20 augustus 2025 ECLI:NL:RVS:2025:3801 en ECLI:NL:RVS:2025:3991 en zie uitspraak van 23 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5048.
7.Vreemdelingenwet 2000.
8.Zie de uitspraken van 22 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2591 en van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1165.