In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 december 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 25 september 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna hij beroep heeft ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Aangezien de bovengrens van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van acht weken, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van deze uitspraak. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.S. van der Veen, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.