In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 december 2025, gaat het om een opvolgend beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben gesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State had eerder een uitspraak van de rechtbank vernietigd en een nieuwe termijn voor de minister vastgesteld om een besluit te nemen. De rechtbank heeft nu bepaald dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beslissing moet nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.