Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
eiseres,
1.[naam] , te [woonplaats] (Oostenrijk),2. AMPALU INVESTMENT GMBH, te Wenen (Oostenrijk),
gedaagdenen afzonderlijk ook
[naam]en
Ampalu,
1.Samenvatting
Gazprombank-jurisprudentie.
2.De verdere procedure
3.De beoordeling van de incidentele vorderingen
4.De verdere beoordeling
perpetuatio fori-beginsel). Latere wijzigingen van de feiten en omstandigheden brengen daarin geen verandering – behoudens uitzonderingen die zich hier niet voordoen. [2]
geen enkel” aanknopingspunt met de Nederlandse rechtssfeer bestaat. Eiseres stelt echter dat zij het executoriaal beslag dat zij op 1 september 2025 op een van deze rekeningen had gelegd heeft laten verlopen omdat de kosten van overbetekening en executie hoger waren dan het geraakte bedrag van € 774,01. Toen eiseres op 15 oktober 2025 conservatoir beslag legde onder dezelfde bank, bleek [naam] daar inmiddels een tweede rekening te hebben; op die nieuwe rekening stond echter € 0,00 en op de eerder beslagen rekening nog slechts € 0,02. [6]
5.De beslissing
jais, is dan sprake van een voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW bij een vordering op grond van artikel 431 lid 2 Rv als het belang van de eisende partij gelegen is in de wens het buitenlandse vonnis alvast erkend te krijgen voor het geval dat zich in de toekomst een vermogensbestanddeel [7] van gedaagden in Nederland zal bevinden waarop de eisende partij het vonnis dan ten uitvoer zou kunnen leggen?