Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 16 januari 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Zijn aanvraag is in eerste instantie bij besluit van 12 augustus 2022 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Omdat eiser niet tijdig aan Frankrijk kon worden overgedragen, is hij op 26 september 2022 opgenomen in de nationale asielprocedure.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Pakistan ongeveer tien jaar werkzaam is geweest als verzorger van buffels. Zijn werkgevers waren rijk, politiek actief en erg machtig. Eiser is meermaals mishandeld door zijn werkgevers en hun familieleden. Hij kon daarvan geen aangifte doen. Eiser vreest bij terugkeer naar Pakistan weer mishandeld of zelfs vermoord te worden.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de gestelde mishandeling door zijn werkgevers niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft, kort samengevat, wisselend en tegenstrijdig verklaard. Daarnaast zijn de verklaringen op sommige punten summier en onvoldoende concreet. Daarbij stelt verweerder dat tijdens het gehoor voldoende rekening is gehouden met het MediFirst-advies en het referentiekader van eiser.
4. Eiser wijst in beroep op het door hem, vóór het bestreden besluit aan verweerder overgelegde, psychologisch rapport van 13 september 2024, waaruit blijkt dat hij functioneert op het begripsniveau van een 11-jarige. Dit wijst op een verstandelijke beperking. Eiser stelt dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden door verweerder nu verweerder zonder verder onderzoek door een psycholoog voorbij gaat aan de conclusies van dat rapport terwijl verweerder zelf geen deskundige is. MediFirst heeft ook geen onderzoek gedaan naar de intellectuele beperkingen van eiser. Het enkel verwijzen naar het MediFirst-advies is dan ook geen deugdelijke motivering. Eiser wijst op de uitspraak van de Afdelingvan 5 maart 2024ter onderbouwing van zijn standpunt dat verweerder heeft miskend dat niet alleen bij het horen van belang is om te weten of er sprake is van een verstandelijke beperking, maar dat dit met name van belang is bij de besluitvorming. Mensen met een verstandelijke beperking hebben namelijk vaak moeite met het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd en het overzien van de gevolgen van een valse verklaring. Ze hebben vaak ook last van geheugenzwakte. Wat betreft de door eiser geuite wens om terug te keren nadat hij verblijfsrecht krijgt, miskent verweerder zijn begripsniveau. Verder heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom het noemen van de namen en politieke functies van eisers werkgevers summier is, ook gelet op zijn verstandelijke beperking. Gelet op de corruptie in Pakistan is het aannemelijk dat de werkgevers controle hebben in het gebied en over de politie. Verweerder miskent dat eiser slachtoffer is geweest van moderne slavernij. Eiser heeft daartoe twee rapporten overgelegd, waaruit volgt dat machtige mensen misbruik maken van hun macht en politie geen bescherming biedt. Daarbij is het voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich niet kan onttrekken aan zijn werkgevers. Verweerder heeft geen actuele informatie verzameld over de veiligheidssituatie in het woongebied van eiser. Daarmee is niet voldaan aan de actieve onderzoekplicht en de samenwerkingsplicht. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de gegeven verklaring over de frequentie van de mishandelingen summier is. Niet kan worden verwacht dat hij concrete data geeft, nu hij zo vaak werd mishandeld. Dat het mogelijk is om documenten te verkrijgen bij het overheidsziekenhuis in [plaats] met betrekking tot de opgelopen verwonding door de mishandeling, betekent niet dat het ook gebruikelijk is om dat te doen. Gelet op eisers persoonlijke omstandigheden kan dat niet van hem verwacht worden. Verder vraagt eiser zich af waarom verweerder meer waarde hecht aan de verklaringen van eisers vriend [naam] over met wie hij zijn land van herkomst heeft verlaten en waar zij elkaar hebben ontmoet, dan aan die van eiser zelf.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft op 28 september 2023 een gesprek gehad met een verpleegkundige van MediFirst. MediFirst heeft in haar advies, eveneens gedateerd op 28 september 2023, geconcludeerd dat geen medische klachten zijn geconstateerd en dat er geen beperkingen zijn voor het horen van eiser. Verder is opgemerkt dat eiser heeft aangegeven niet in staat te zijn om exacte data met betrekking tot zijn asielrelaas te noemen, maar dat hij wel tijdsaanduidingen op basis van benaderingen kan geven. Er hebben vervolgens een nader en aanvullend gehoor plaatsgevonden waarbij rekening is gehouden met dit MediFirst-advies.
6. Eiser heeft op 14 september 2024 een psychologisch rapport overgelegd, opgesteld door een bij het NIP aangesloten psycholoog. Eiser is door deze psycholoog onderworpen aan een intelligentietest. Uit dit onderzoek blijkt dat zijn IQ-score op de testdag 85 bedroeg, waarbij het verbaal IQ 85 en het performaal IQ 81 was. Deze resultaten wijzen op een verstandelijke beperking, aldus de conclusie van de psycholoog. Ook de scores op de verbaal-begripfactor en op de factor organisatie van visuele waarnemingen vallen binnen het niveau van een verstandelijke beperking. Eiser functioneert daarmee op een begripsniveau dat overeenkomt met dat van een gemiddeld 11-jarig kind. Eiser kan slechts, zo blijkt uit dit rapport, een beperkte hoeveelheid informatie tegelijk verwerken en heeft moeite met het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, evenals met het herkennen van oorzaak-gevolgrelaties. Hij geeft doorgaans korte antwoorden op concrete vragen. Logisch redeneren, het zelfstandig bedenken van oplossingen en doelgericht handelen kan hij slechts in beperkte mate uitvoeren. Door zijn laaggeletterdheid en verstandelijke beperking is eiser kwetsbaar. Hij raakt gefrustreerd wanneer hij merkt dat zijn antwoorden onvoldoende worden geacht, omdat hij niet in staat is een nadere of meer precieze toelichting te geven, aldus de psycholoog. Geadviseerd is om bij de beoordeling van zijn verklaringen rekening te houden met deze beperkingen.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat niet wordt aangenomen dat eiser een verstandelijke beperking heeft, maar dat sprake zou zijn van zwakbegaafdheid. Verweerder wijst op het MediFirst advies, waarin staat dat eiser gehoord kan worden en er geen relevante klachten of beperkingen zijn geconstateerd. Dit betreft een expert rapport, waarvan mag worden uitgegaan dat alle aspecten in het onderzoek zijn meegenomen, ook een eventueel laag begripsniveau. Volgens verweerder zijn er tijdens het gehoor ook geen indicaties dat eiser een laag begripsniveau of verstandelijke beperking heeft. Daarbij worden in het bestreden besluit meerdere voorbeelden gegeven waaruit verweerder opmaakt dat eiser de vragen heeft begrepen en eisers begripsniveau boven dat van een 11-jarig kind uitstijgt. Zowel in het bestreden besluit als ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat eiser bijvoorbeeld in staat was om namens zijn ouders medicijnen te regelen in Pakistan en zich sinds zijn vertrek uit Pakistan staande weet te houden en in staat is om met het openbaar vervoer te reizen. Ook stelt verweerder dat niet kan worden gesteld dat eiser de vragen niet begrijpt “omdat hij immers antwoord geeft”. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder zich hierbij niet baseert op specialistische expertise en deze stellingen kunnen reeds daarom niet afdoen aan de conclusie van de psycholoog dat sprake is van een verstandelijke beperking. Verweerder trekt de verstandelijke beperking van eiser in twijfel op grond van voornoemde stellingen en reeds hieruit blijkt van onvoldoende expertise van de beslismedewerker omtrent (de gevolgen van) een verstandelijke beperking. Bij gebrek aan deze specialistische expertise en kennis hebben genomen van de psychologische rapportage is het niet aan verweerder om te concluderen dat uit die psychologische rapportage niet blijkt dat eiser niet in staat zou zijn om coherent, consistent en gedetailleerd te verklaren en om te concluderen dat het wellicht voor eiser moeilijk is om vragen te beantwoorden over emoties, maar dat dit niet onmogelijk is. Immers, uit genoemde rapportage blijkt dat vooral bij de interpretatie, de weging van de verklaringen rekening moet worden gehouden met een verstandelijke beperking. Of eiser feitelijk kan verklaren (antwoord kan geven) is een andere vraag dan hoe die afgelegde verklaringen te duiden.
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdelingvolgt dat een Medifirst-advies is aan te merken als een deskundigenadvies.Als verweerder een Medifirst-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er op grond van artikel 3:2 van de Awb van te vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij zijn beoordeling in beginsel van de juistheid van dit advies uitgaan. Eiser kan met een contra-expertise de inhoudelijke juistheid van een Medifirst-advies betwisten. Met stukken van zijn behandelaars kan een vreemdeling de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een deskundig advies aan de orde stellen dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
9. Uit het MediFirst-advies blijkt niet of de mogelijke intellectuele beperkingen van eiser bij MediFirst bekend waren. Er wordt enkel gesteld dat geen sprake is van medische klachten. Uit het advies blijkt dan ook niet hoe verweerder met deze beperkingen rekening moet houden bij het horen van eiser en het beslissen op zijn asielaanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van MediFirst dan ook onvoldoende inzichtelijk en concludent.
10. Daarnaast heeft verweerder in het psychologisch rapport ten onrechte geen aanleiding gezien om nogmaals om advies te vragen van MediFirst. In het MediFirst-advies van 28 september 2023 staat opgenomen dat geen beperkingen zijn voor het horen van eiser, terwijl in het psychologisch rapport het tegendeel wordt gesteld. Er was dan ook reden voor verweerder om nader onderzoek te (laten) doen naar eisers medische situatie. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.
11. Het beroep is reeds hierom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat een nieuwe medische beoordeling nodig is ten aanzien van de vraag hoe om te gaan met eisers intellectuele beperkingen bij het horen en beslissen. Hiervoor dient verweerder nader advies in te winnen bij MediFirst en daarbij de door eiser overgelegde informatie betrekken. Vervolgens moet eiser opnieuw gehoord worden. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.