ECLI:NL:RBDHA:2025:2193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
NL25.5814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in asielprocedure met toepassing van artikel 59a Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, een Turkse nationaliteit hebbende, had op 12 februari 2025 de wens geuit om een asielaanvraag in Nederland in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat verweerder heeft onderbouwd met feiten en omstandigheden. Eiser heeft geen lichter middel dan bewaring kunnen aanvoeren, ondanks zijn medewerking aan de procedures. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende zijn gemotiveerd. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de inbewaringstelling onevenredig bezwarend maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5814

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Turkse nationaliteit te hebben.
2. Namens eiser is op 12 februari 2025 de wens geuit om een asielaanvraag in Nederland in te dienen. Bij samenloop van de bewaringsgrondslagen als bedoeld in de artikelen 59a en 59b van de Vw is bepalend of de Dublinverordening van toepassing is. [1] In de maatregel van bewaring heeft verweerder terecht overwogen dat een concreet aanknopingspunt bestaat dat eiser onder de Dublinverordening [2] valt. Om die reden heeft verweerder terecht artikel 59a, eerste lid, van de Vw aan de maatregel ten grondslag gelegd.
3. Volgens verweerder bestaat er een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [4] staat vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 Vw heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware en lichte gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig (lichte gronden) ook voldoende zijn gemotiveerd. Voor deze gronden geldt dat zij de maatregel van bewaring kunnen dragen.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel dan bewaring heeft toegepast. Eiser verleent medewerking aan zijn verplichtingen. Hij wenst de beslissing op zijn asielaanvraag in vrijheid af te wachten.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met de toepassing van een lichter middel. Verweerder heeft op 8 augustus 2024 geprobeerd om met een lichter middel dan bewaring eiser over te dragen aan Oostenrijk. Eiser is echter destijds niet verschenen voor de overdracht en is op 13 augustus 2024 met onbekende bestemming vertrokken. Uit de gronden van de maatregel volgt dat er sprake is van een significant onttrekkingsrisico. Eiser heeft daarnaast geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat de inbewaringstelling onevenredig bezwarend voor hem is.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2162.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.