ECLI:NL:RBDHA:2025:21916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
NL21.13371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om proceskostenvergoeding in een bestuursrechtelijke procedure inzake asiel en migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 november 2025, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van de minister van Asiel en Migratie in de proceskosten. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening na een afwijzing van de aanvraag op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De minister had eerder het bezwaar van de verzoeker gegrond verklaard en uitstel van vertrek verleend, waarna de verzoeker de voorlopige voorziening introk en om proceskostenvergoeding vroeg. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, omdat de minister tegemoet is gekomen aan de verzoeker door het bezwaar te honoreren. De rechter legt uit dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoeker is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter kent een vergoeding van € 907,- toe voor de proceskosten, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens wordt verzoeker vrijgesteld van het griffierecht, omdat hij geen inkomen of vermogen heeft. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13371

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.1.
In het besluit van 17 augustus 2021 heeft verweerder de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.
1.2.
Verzoeker heeft bezwaar ingediend en om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.3.
Bij besluit van 9 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en aan verzoeker uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000 gedurende de periode 5 juli 2022 tot 5 juli 2023. Verzoeker heeft de voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.4.
Bij brief van 8 september 2022 heeft verweerder gereageerd op het verzoek en aangegeven zich niet te verzetten tegen een proceskostenveroordeling.
1.5.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is verweerder aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het verzoek van verzoeker.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-.
De vergoeding bedraagt dan in totaal € 907,-.
6. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, omdat hij geen inkomen of vermogen heeft. De voorzieningenrechter ziet, gelet op het dossier, aanleiding om het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe te kennen. Omdat verzoeker is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.