ECLI:NL:RBDHA:2025:21914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
NL25.52569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland en was gesignaleerd in het Schengeninformatiesysteem. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gemotiveerd had dat er geen lichter middel dan inbewaringstelling kon worden toegepast, gezien het onttrekkingsrisico. De rechtbank heeft ook ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel getoetst en geen onrechtmatigheid vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de eiser en de publieke orde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.52569

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Weststrate).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 5 november 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Cetinkaya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Lichter middel
1. Eiser betoogt verder dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling. Daartoe voert eiser aan dat toen hem de gelegenheid werd geboden om naar Ter Apel te gaan en daar asiel aan te vragen, zijn zusje zich nog niet in Nederland bevond. Eiser wil graag samen met zijn zusje asiel aanvragen en heeft daarom geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. Eiser heeft het gevoel dat hij met de inbewaringstelling hier nu voor wordt gestraft. Daarnaast is eiser niet bekend in Nederland, waardoor het voor hem ook moeilijk was om zelfstandig naar Ter Apel te reizen. Tot slot voert eiser aan dat hij geen kennis had van de regels in Nederland, dat hij voor het eerst in een gesloten inrichting verblijft, en dat hij erg in de war is. Gelet op het voorgaande moet eiser zijn asielaanvraag dan ook in een asielzoekerscentrum (met een meldplicht) kunnen afwachten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat niet met een lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden volstaan. Verweerder verwijst daarbij in eerste instantie terecht naar de niet bestreden gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en het onttrekkingsrisico dat daaruit volgt. Eiser is dus niet enkel in bewaring gesteld omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in Ter Apel asiel aan te vragen, maar (mede) omdat er een risico is dat eiser zich onttrekt aan het toezicht op vreemdelingen. Bovendien had eiser eerder asiel aangevraagd in Nederland (in 2023), staat hij sinds 3 juni 2022 SIS gesignaleerd en geldt er sinds 11 april 2025 een terugkeerbesluit namens Italië. Eiser stelt ook al 1,5 maand in Nederland te zijn. Op 27 september 2025 is hij gecontroleerd en heeft hij drie dagen gekregen om zich te melden in Ter Apel. Dit heeft hij niet gedaan. Zijn verklaring dat hij dit samen met zijn zusje wilde doen en dus op haar wachtte met zijn eigen aanvraag, vindt de rechtbank onvoldoende reden om aan het onttrekkingsrisico te twijfelen. Daarvoor verwijst de rechtbank naar bovenstaande motivering. Dat eiser geen weet had van de geldende regels in Nederland en dat hij zich niet eerder in een gesloten inrichting heeft bevonden, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Verder overweegt de rechtbank dat in het detentiecentrum medische voorzieningen aanwezig zijn, mocht eiser dit gezien zijn psychische gesteldheid nodig hebben. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:16, volgt dat medische voorzieningen in het detentiecentrum vergelijkbaar moeten worden verondersteld met de medische zorg in de vrije maatschappij. Gelet op het voorgaande, slaagt de beroepsgrond dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan dan ook niet.
Ambtshalve toetsing
3. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.