ECLI:NL:RBDHA:2025:21652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
NL25.44311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met overschrijding van de beslistermijn

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J.J. Flantua, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 23 januari 2023 heeft ontvangen, maar dat er na de ingebrekestelling op 25 augustus 2025 geen besluit is genomen binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 21 maanden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 6 november 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL25.44311
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hiema: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet warden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiseres gegrond?
3. De minister heeft de aanvraag op 23
juli2023 ontvangen. Eiseres heeft de minister op 25 augustus 2025
ingebreke gesteld. Op dat moment was de uiterste beslistermijn van 21 maanden verstreken.3 Voorts heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
4. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.4 In deze zaak is dit aan de orde.
5. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging.
Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel snelle als zorgvuldige
besluitvorming.5 Dat de beslistennijn van 21 maanden waarbinnen de behandelingsprocedure dient te warden afgerond6 in dit geval is overschreden, is een van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres nog niet is gehoord omtrent haar asielmotieven. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.7 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van€ 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen warden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van€ 907,- en een wegingsfactor 0,5).
4 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
6 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU).
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tij d/Paginas/extra­dwangsom.aspx.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vemietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van€ 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 november 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u bet niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de