Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De beoordeling
Welke waarde hebben de aandelen in [bedrijfsnaam 1] BV, [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 4] en [bedrijfsnaam 3] op
Geven de transacties in de periode 1 januari 2020 tot en met 22 januari 2020 nog aanleiding tot een correctie van de in 1. genoemde waardes? Zo ja, op welke wijze?
In welke mate moet bij de waardering van de waarde van de aandelen in [bedrijfsnaam 4] en [bedrijfsnaam 3] rekening gehouden worden met de stille reserves met betrekking tot het pand? De deskundige dient bij de beantwoording van deze vragen uit te gaan van de waarde die door de nog te benoemen taxateur (zie randnummers 2.11-2.15 van dit vonnis) wordt vastgesteld.
Op welke wijze dient hetgeen door [de vrouw] aangevoerd is onder (v) op pagina 16 en onder (v) op pagina 17 van de akte uitlating vonnis 22 november 2023 een rol te spelen bij de waardering van het pand dan wel het overgespaarde inkomen en/of opgepotte winsten?
Wat is de hoogte van de pensioenaanspraken in [bedrijfsnaam 4] ? Op welke wijze dient de in de appelprocedure tussen [bedrijfsnaam 3] en [bedrijfsnaam 4] vast te stellen ODV-aanspraak betrokken te worden in de waardering van de aandelen in [bedrijfsnaam 4] ?
Bevat [bedrijfsnaam 3] op de peildatum overgespaard inkomen en/of opgepotte winsten? Zo ja, hoe groot?
Moet bij de waardering van de waarde in vraag 6 rekening gehouden worden met een belastinglatentie? Zo ja, op welke manier?
Is er sprake van dat het pand betaald is van door [bedrijfsnaam 3] overgespaard inkomen of opgepotte winsten?
Heeft u in uw onderzoek tekortkomingen ervaren in de wijze waarop de (concept)jaarstukken van [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 3] zijn opgemaakt en de onderliggende administratie is gevoerd en in de inzichtelijkheid daarvan? Heeft dit tot extra werkzaamheden geleid? Zo ja, voor welk deel van de door u gemaakte kosten?
Heeft u overige opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
NJ1985/3). Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien gebleken is dat de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijk grondslag (vgl. HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800).