In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister verplicht werd om binnen acht weken na het beëindigen van het Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) een besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank had bepaald dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, moest worden betaald door de minister. Eiser heeft nu een tweede beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 12 augustus 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, aangezien de minister niet binnen de gestelde termijn van 6 augustus 2025 een besluit heeft genomen. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.