In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder al twee procedures aangespannen, waarbij de rechtbank had geoordeeld dat de minister niet tijdig besliste op zijn asielaanvraag. In de laatste procedure was de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 200,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, met een maximum van € 15.000,-. Deze uitspraak betreft het derde beroep van eiser, ingediend omdat de minister niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van 29 september 2023. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht.