ECLI:NL:RBDHA:2025:21516
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan onderbouwing van vooringenomenheid
Op 11 november 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich als verdachte in een strafzaak bevond. Het wrakingsverzoek was ingediend op 23 oktober 2025 en was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij de behandeling van de zaak met parketnummer 09-137330-23. De verzoeker stelde dat de rechters moedwillig hadden gelogen en stukken hadden achtergehouden tijdens de regiezitting.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de door verzoeker aangevoerde gronden slechts veronderstellingen waren en niet waren onderbouwd met concrete feiten. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval ontbraken de noodzakelijke feiten die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd zouden maken.
De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.