ECLI:NL:RBDHA:2025:21510
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum kort verblijf voor bezoek aan vader; onvoldoende motivering van de minister
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de weigering van de minister van Buitenlandse Zaken om eiser een visum kort verblijf te verlenen voor een bezoek aan zijn vader. Eiser, geboren in Senegal, had op 9 januari 2024 een aanvraag ingediend voor een visum, welke op 18 januari 2024 door de minister werd afgewezen. De minister stelde dat er onvoldoende sociale en economische binding met Senegal was om te waarborgen dat eiser tijdig zou terugkeren. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet tijdig zou terugkeren. De rechtbank vernietigde het besluit van de minister en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht genomen moest worden. De rechtbank oordeelde ook dat eiser recht had op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door de minister betaald moesten worden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de minister bij visumaanvragen, vooral als er eerder positieve ervaringen zijn met terugkeer naar het land van herkomst.