ECLI:NL:RBDHA:2025:2137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL25.3933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan eiseres, een vreemdeling met een V-nummer. De maatregel was opgelegd op 30 oktober 2024 op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 februari 2025 was de gemachtigde van eiseres afwezig, terwijl de gemachtigde van de minister van Asiel en Migratie wel aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, zij het beroep gegrond kan verklaren en de maatregel kan opheffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden in eerdere uitspraken. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet op zitting is gehoord, wat volgens haar een schending van haar fundamentele rechten zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen wettelijke verplichting bestaat om eiseres te horen bij vervolgberoepen en dat de afwezigheid van eiseres niet heeft geleid tot schending van haar belangen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangenafweging door de verweerder niet onterecht was en dat er geen feiten zijn aangevoerd die de voortduren van de maatregel onrechtmatig zouden maken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3933

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

1. Verweerder heeft op 30 oktober 2024 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
1.2.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres was met voorafgaande kennisgeving afwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van 22 november 2024 (in de zaak met nummer NL24.43560) en 5 december 2024 (in de zaak met nummer NL24.45684) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die laatste uitspraak ten grondslag ligt (op 3 december 2024), rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiseres vindt ten eerste dat zij ten onrechte niet op zitting is gehoord. Zij wijst erop dat het recht om op zitting gehoord te worden een fundamenteel recht is dat voortvloeit uit artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw), artikel 15 van de Grondwet, artikel 5 van het EVRM en artikel 6 van het Handvest. Niet gehoord kunnen worden zou daarom moeten leiden tot opheffing van de bewaringsmaatregel. De gemachtigde van eiseres voert verder aan dat eiseres al geruime tijd in bewaring verblijft. In het arrest van het Hof van Justitie van 8 november 2022 [1] is geoordeeld dat de Uniewetgever vereist dat de bevoegde autoriteit met redelijke tussenpozen de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel toetst. Uit haar dossier blijkt niet dat de Dienst Terugkeer en Vertrek de feiten en omstandigheden en de belangen van eiseres heeft afgewogen. Daarnaast voert eiseres aan dat zij tijdens haar bewaring enige tijd in Justitieel Complex Schiphol heeft verbleven en dat dit geen gespecialiseerde inrichting is in de zin van de Opvangrichtlijn. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van
31 januari 2025. [2] Eiseres meent dat de omstandigheid dat zij in een niet gespecialiseerde inrichting heeft verbleven maakt dat voortduring van de maatregel onevenredig bezwarend is.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
Mocht de zitting plaatsvinden zonder dat eiseres daarbij aanwezig was?
6. Eiseres heeft er in haar brief van 3 februari 2025 op gewezen dat zij graag de zitting bij wil wonen om aan de rechtbank te vertellen waarom zij bezwaar heeft tegen haar bewaring. Op 12 februari 2025 heeft zij de rechtbank verzocht om uitstel van de op
13 februari 2025 geplande zitting, omdat zij op dezelfde dag een zitting in Utrecht had in haar asielzaak en zij van de rechtbank had vernomen dat aansluitende aanvoer naar de rechtbank Den Haag niet mogelijk bleek.
6.1.
Uit de door eiseres genoemde verdragsbepalingen vloeit geen verplichting tot horen op zitting bij vervolgberoepen voort. Uit de nationale wet vloeit een zodanige verplichting evenmin voort. Voor zover eiseres zich beroept op artikel 94 van de Vw, is van belang dat deze bepaling op eerste beroepen ziet en niet op vervolgberoepen. Dat laat echter onverlet dat als hierom gemotiveerd wordt verzocht, de rechtbank een dergelijk verzoek kan inwilligen. Eiseres heeft hierom verzocht. Nadat bleek dat transport van Utrecht naar Den Haag op de geplande zittingsdag niet mogelijk was, heeft de rechtbank ervoor gekozen om de zitting zonder haar aanwezigheid te laten plaatsvinden. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de wettelijke termijnen voor het doen van een uitspraak, alsmede met het feit dat de gemachtigde van eiseres de gelegenheid had om op zitting dan wel in nadere gronden te verduidelijken waarom de bewaring volgens eiseres niet zou mogen worden voortgezet. Van die gelegenheid heeft de gemachtigde ook gebruik gemaakt door het indienen van nadere beroepsgronden. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hiermee niet in de belangen geschaad die de door haar ingeroepen verdragsbepalingen beogen te beschermen.
6.2.
Dit betoog slaagt niet.
Is JCS Schiphol een gespecialiseerde inrichting?
7. Eiseres wijst er in haar aanvullende beroepsgronden van 12 februari 2025 op dat zij op 17 november 2024 is overgeplaatst naar Detentiecentrum Zeist. Nu in deze procedure de rechtmatigheid van de maatregel vanaf 3 december 2024 ter beoordeling voorligt, kan de rechtbank niet toekomen aan een beoordeling van de vraag of JCS op een eerder moment kon worden aangemerkt als gespecialiseerde inrichting.
Periodieke beoordeling/afweging van belangen
8. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat zij niet gehouden is om op ieder moment de door haar (continue te verrichten) belangenafweging kenbaar in de voortgangsrapportage dan wel elders in het bewaringsdossier op te nemen. Uit het door eiseres ingeroepen arrest vloeit een zodanige verplichting niet voort. Daarnaast mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat eiseres ook geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat een belangenafweging in het voordeel van eiseres had moeten uitvallen.
8.1.
Ook dit betoog slaagt daarom niet.
Slotsom
9. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 20222, ECLI:EU:C:2022:858.