2.1.Verweerder acht de gestelde identiteit en Gambiaanse nationaliteit van eiser ongeloofwaardig omdat eiser onvoldoende documenten heeft gegeven en daarvoor geen goede verklaring heeft. De geboorteakte die eiser ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. Als het (authentiek bevonden) paspoort daarmee is aangevraagd, geldt dat het paspoort frauduleus is verkregen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) worden de overige elementen dan niet inhoudelijk beoordeeld, nu asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van een geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft daarom de tweede en derde elementen onbesproken gelaten en geconcludeerd dat geen sprake is van een asielgrond als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw is de aanvraag afgewezen. Daarnaast is de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard, omdat eiser volgens verweerder valse informatie heeft verstrekt omtrent zijn identiteit en nationaliteit (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw) en vermoedelijk te kwader trouw identiteitsdocumenten heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw). Ook is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd, gericht op terugkeer naar Gambia, Senegal, Mauritanië of een ander land. Ook is hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Beoordeling geloofwaardigheid identiteit, nationaliteit en herkomst
3. Volgens eiser heeft verweerder het eerste relevante element ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hij voert daartoe aan dat verweerder heeft miskend dat hij een Gambiaans paspoort heeft overgelegd waarvan de authenticiteit is vastgesteld. Dat het uittreksel van de geboorteakte vals zou zijn, is volgens eiser om twee redenen niet doorslaggevend. In de eerste plaats omdat dit uittreksel niet is gebruikt voor de afgifte van het paspoort. Daarnaast is de stelling dat het document vals is onvoldoende onderbouwd, te meer nu het slechts een uittreksel betreft en niet de originele geboorteakte zelf, waarmee het volgens eiser mogelijk vergeleken is. Daarnaast betoogt eiser dat hij niet vals heeft verklaard over de verkrijgingswijze van het paspoort. Dat er sprake zou zijn van een totaal ander feitencomplex, zoals verweerder stelt, bestrijdt hij. Volgens eiser ontbreekt bovendien een dragende motivering waarom zijn relaas omtrent de verkrijging van het paspoort in grote lijnen ongeloofwaardig zou zijn. In de praktijk kan dit anders liggen en wordt soepel omgegaan met de voorwaarden voor het verkrijgen van een paspoort. Verweerder had ook contact kunnen opnemen met de Gambiaanse ambassade in Parijs. In plaats daarvan heeft verweerder uitsluitend de Gambiaanse ambassade te Brussel benaderd, terwijl een verslag daarvan in het bestreden besluit ontbreekt. Hij heeft bovendien toegelicht dat zijn oom in Frankrijk de aanvraag heeft geregeld. Daarbij heeft de Gambiaanse ambassade in Parijs het verkrijgen van het paspoort, afgegeven te Banjul, gefaciliteerd, aldus eiser. Volgens eiser volgt uit een document dat hij heeft overgelegd dat in Gambia niet één keer een geboorteakte wordt uitgegeven, maar telkens door het ziekenhuis een uittreksel met een beperkte geldigheidsduur. Eiser voert ten slotte aan dat hij door toedoen van verweerder in bewijsnood verkeert: hij kan zijn oom in Parijs niet langer raadplegen over het bestaan van een tweede of derde uittreksel van de geboorteakte.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het eerste relevante element niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank legt dat hieronder uit.