ECLI:NL:RBDHA:2025:21368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
NL25.21115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door eiser overgelegde geboorteakte door Bureau Documenten als niet echt is beoordeeld, en dat eiser valse verklaringen heeft afgelegd over de verkrijging van zijn Gambiaanse paspoort. Hierdoor zijn de gestelde vluchtmotieven niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van eiser ongeloofwaardig zijn, en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van Bureau Documenten. Eiser komt ook niet in aanmerking voor een amv-buitenschuldvergunning, omdat er adequate opvang in Gambia en Senegal is vastgesteld. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd en geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21115

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. in den Bosch).

Procesverloop

Met het besluit van 30 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod voor twee jaar.
Op 7 mei 2025 heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk (telefonisch) en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

De asielaanvraag
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2005 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 28 januari 2023 in Nederland asiel aangevraagd.
Het bestreden besluit
2. Volgens verweerder bevat eisers asielrelaas de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Afvalligheid en de daaruit voortvloeiende problemen;
Homoseksuele gerichtheid.
2.1.
Verweerder acht de gestelde identiteit en Gambiaanse nationaliteit van eiser ongeloofwaardig omdat eiser onvoldoende documenten heeft gegeven en daarvoor geen goede verklaring heeft. De geboorteakte die eiser ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. Als het (authentiek bevonden) paspoort daarmee is aangevraagd, geldt dat het paspoort frauduleus is verkregen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) worden de overige elementen dan niet inhoudelijk beoordeeld, nu asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van een geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft daarom de tweede en derde elementen onbesproken gelaten en geconcludeerd dat geen sprake is van een asielgrond als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw is de aanvraag afgewezen. Daarnaast is de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard, omdat eiser volgens verweerder valse informatie heeft verstrekt omtrent zijn identiteit en nationaliteit (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw) en vermoedelijk te kwader trouw identiteitsdocumenten heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw). Ook is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd, gericht op terugkeer naar Gambia, Senegal, Mauritanië of een ander land. Ook is hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Beoordeling geloofwaardigheid identiteit, nationaliteit en herkomst
Het betoog van eiser
3. Volgens eiser heeft verweerder het eerste relevante element ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hij voert daartoe aan dat verweerder heeft miskend dat hij een Gambiaans paspoort heeft overgelegd waarvan de authenticiteit is vastgesteld. Dat het uittreksel van de geboorteakte vals zou zijn, is volgens eiser om twee redenen niet doorslaggevend. In de eerste plaats omdat dit uittreksel niet is gebruikt voor de afgifte van het paspoort. Daarnaast is de stelling dat het document vals is onvoldoende onderbouwd, te meer nu het slechts een uittreksel betreft en niet de originele geboorteakte zelf, waarmee het volgens eiser mogelijk vergeleken is. Daarnaast betoogt eiser dat hij niet vals heeft verklaard over de verkrijgingswijze van het paspoort. Dat er sprake zou zijn van een totaal ander feitencomplex, zoals verweerder stelt, bestrijdt hij. Volgens eiser ontbreekt bovendien een dragende motivering waarom zijn relaas omtrent de verkrijging van het paspoort in grote lijnen ongeloofwaardig zou zijn. In de praktijk kan dit anders liggen en wordt soepel omgegaan met de voorwaarden voor het verkrijgen van een paspoort. Verweerder had ook contact kunnen opnemen met de Gambiaanse ambassade in Parijs. In plaats daarvan heeft verweerder uitsluitend de Gambiaanse ambassade te Brussel benaderd, terwijl een verslag daarvan in het bestreden besluit ontbreekt. Hij heeft bovendien toegelicht dat zijn oom in Frankrijk de aanvraag heeft geregeld. Daarbij heeft de Gambiaanse ambassade in Parijs het verkrijgen van het paspoort, afgegeven te Banjul, gefaciliteerd, aldus eiser. Volgens eiser volgt uit een document dat hij heeft overgelegd dat in Gambia niet één keer een geboorteakte wordt uitgegeven, maar telkens door het ziekenhuis een uittreksel met een beperkte geldigheidsduur. Eiser voert ten slotte aan dat hij door toedoen van verweerder in bewijsnood verkeert: hij kan zijn oom in Parijs niet langer raadplegen over het bestaan van een tweede of derde uittreksel van de geboorteakte.
Oordeel van de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het eerste relevante element niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank legt dat hieronder uit.
4.1.
Eiser heeft een geboorteakte bij verweerder ingediend die op 21 januari 2022 te Banjul is afgegeven. Bureau Documenten heeft het document onderzocht en komt in de verklaring van onderzoek van 23 juni 2023 tot de conclusie dat het met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. Volgens het onderzoek wijkt de verschijningsvorm van de geboorteakte af van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Een advies van Bureau Documenten is een deskundigenadvies. Naar het oordeel van de rechtbank is dit advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, is de redenering begrijpelijk en sluiten de getrokken conclusies daarop aan. De enkele stelling van eiser dat het gaat om een uittreksel van de geboorteregistratie maar mogelijk is onderzocht als geboorteakte, is naar het oordeel van de rechtbank geen concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het advies van Bureau Documenten (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764). Verweerder heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat uitgegaan mag worden van de conclusie dat de geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is.
4.2.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder eraan voorbij gaat dat eiser een echt bevonden paspoort heeft en dat de geboorteakte die verweerder heeft laten onderzoeken niet is gebruikt om het paspoort te verkrijgen. De rechtbank ziet dit anders. Eiser heeft in zowel het aanmeldgehoor als het nader gehoor verklaard dat hij zijn paspoort heeft aangevraagd bij de Gambiaanse ambassade in Parijs. Hij heeft tijdens de gehoren vragen beantwoord over de documenten die hij daarvoor moest meenemen en met wie en wanneer hij daar was. Over het ophalen van het paspoort heeft hij wisselend verklaard, maar in elk geval was het bij het consulaat of de ambassade van Gambia in Parijs. Verweerder heeft zich onderbouwd op het standpunt gesteld dat Gambiaanse paspoorten in Gambia moeten worden aangevraagd en opgehaald. Daarbij heeft verweerder onder meer verwezen naar de website van de Gambiaanse ambassade in Brussel, waarop staat: “The Gambia Embassy does not issue or renew passports. All passports are issues in Gambia and must be done by the applicant
.” Verweerder heeft daarnaast gesteld dat hij op 13 november 2024 contact heeft opgenomen met de Gambiaanse ambassade in Brussel. Deze ambassade heeft volgens verweerder bevestigd dat het niet mogelijk is om via de ambassade, ook niet via de Gambiaanse ambassade in Parijs, een paspoort aan te vragen. Verder heeft verweerder verwezen naar het feit dat in eisers paspoort staat dat het is afgegeven door de autoriteiten te Banjul, Gambia.
4.3.
De rechtbank gaat niet mee in eisers betoog dat verweerder een verslag had moeten overleggen van het contact met de Gambiaanse ambassade in Brussel of dat verweerder navraag had moeten doen bij de Gambiaanse ambassade in Parijs. Volgens verweerder was het niet mogelijk om contact te leggen met de Gambiaanse ambassade in Parijs en is er daarom contact gezocht met die in Brussel, en heeft deze ambassade de vragen kunnen beantwoorden. Mede gelet op het gebrek aan onderbouwing door eiser van zijn stelling dat het wel mogelijk is om de verkrijging via een ambassade te laten verlopen, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de informatie van de ambassade in Brussel. Dat de ambassade in Parijs (slechts) heeft gefaciliteerd bij de verkrijging van het in Gambia afgegeven paspoort, zoals eiser lijkt te stellen, is niet onderbouwd en blijkt verder ook niet. Bovendien is dit in strijd met de hiervoor genoemde informatie van de ambassade in Brussel. Voor zover er ook proxy-paspoorten worden afgegeven in Gambia - zoals eiser stelt onder verwijzing naar een document van de Duitse Flüchtlingsrat - geeft dit de rechtbank geen aanleiding om hier anders naar te kijken. Uit dit document volgt namelijk niet dat proxy-paspoorten wel bij de ambassade in Parijs kunnen worden aangevraagd of opgehaald. Dat er in de praktijk vaak niet zo formeel maar juist soepel wordt omgegaan met de voorwaarden voor de verkrijging van een paspoort, is ook niet gebleken. Voor zover eiser stelt dat familieleden zo’n paspoort hebben aangevraagd in Gambia en opgestuurd naar Frankrijk, is dit in strijd met wat eiser zelf heeft verklaard. Of eiser in dat kader in bewijsnood verkeert omdat zijn oom boos op hem is, is daarom niet relevant voor de beoordeling. Ten slotte stelt eiser dat hij altijd consistent en samenhangend heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank legt dit echter – voor zover het al juist is – onvoldoende gewicht in de schaal gelet op wat hiervoor is overwogen over de gestelde verkrijgingswijze van het paspoort en de authenticiteit van de geboorteakte.
4.4.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser valse verklaringen heeft afgelegd over de verkrijging van zijn paspoort. In het verlengde daarvan is eisers stelling dat hij een andere geboorteakte heeft gebruikt bij de aanvraag van het paspoort en dat de ambassade deze nog heeft, niet houdbaar.
4.5.
Dit alles bij elkaar maakt dat verweerder eisers identiteit en nationaliteit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Anders dan eiser betoogt met zijn verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, heeft verweerder daarbij voldoende rekening gehouden met de relevante gegevens in deze zaak.
4.6.
De beroepsgronden slagen niet.
Ernstige schade
5. Eiser heeft verder aangevoerd dat artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een autonoom en zelfstandig karakter heeft en verweerder daarom gehouden is tot een zorgvuldig en diepgaand onderzoek, waarbij het risico op refoulement afzonderlijk had moeten worden getoetst. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling – onder meer uit de uitspraak van 2 mei 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW4349) – volgt dat vluchtmotieven worden beoordeeld tegen de achtergrond van de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Onderzoek naar adequate opvang
6. Tot slot voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte geen reguliere vergunning heeft verleend op grond van het buitenschuldbeleid voor minderjarige vreemdelingen. Volgens eiser heeft verweerder geen deugdelijk onderzoek verricht naar adequate opvang, nu in het voornemen zelf wordt vermeld dat dit onderzoek nog niet is afgerond.
6.1.
Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat in het voornemen is vermeld dat onderzoek is verricht naar adequate opvang in Gambia, Senegal, Mauritanië of een ander land. Dit onderzoek is gebaseerd op de verklaringen die eiser tijdens de gehoren heeft afgelegd. Op grond daarvan heeft verweerder vastgesteld dat gedurende de periode waarin eiser minderjarig was, sprake is geweest van adequate opvang in Gambia en Senegal.
6.2.
Het wordt eiser niet tegengeworpen dat hij - gelet op de ongeloofwaardig geachte identiteit en nationaliteit (zie ter vergelijking: IB 2025/13
Beslissen op amv-zaken na Afdelingsuitspraken van 8 juni 2022 (actualisering), p. 4) - niet heeft meegewerkt aan het onderzoek naar adequate opvang. Uit zijn eigen verklaringen blijkt immers dat zijn vader in Banjul (Gambia) woont, dat daar meerdere broers en zussen verblijven, en dat eiser in Nederland eenmaal telefonisch contact met zijn vader heeft gehad, waarvan het telefoonnummer in het voornemen is opgenomen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij vanaf zijn achtste tot zijn vertrek in 2019 bij zijn tante in Dakar (Senegal) woonde. Twee jongere broers zouden daar nog steeds bij haar verblijven; bekend is in welke wijk zij woont, en eiser onderhoudt maandelijks telefonisch contact met haar, waarbij ook dat telefoonnummer bekend is. Deze overwegingen zijn niet door eiser betwist en blijken ook al uit het voornemen. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat hij hier niet adequaat op heeft kunnen reageren. De rechtbank acht verweerders motivering ook deugdelijk: voor de duur van eisers minderjarigheid is sprake geweest van adequate opvang. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een amv-buitenschuldvergunning. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt ook niet.
Kennelijk ongegrond
7. De slotsom is dat verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Verweerder had bovendien grond om de aanvraag aan te merken als kennelijk ongegrond, nu eiser een valse geboorteakte heeft overgelegd en onjuiste informatie heeft verstrekt over de verkrijgingswijze van zijn paspoort. Dit valt onder artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Uitkomst
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.