ECLI:NL:RBDHA:2025:2118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
09-125511-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben van een vuurwapen en vrijspraak van overige tenlastegelegde wapens

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 september 2021 een omgebouwd gas/alarm pistool van het merk Ekol, type Major, voorhanden heeft gehad, wat valt onder categorie III van de Wet wapens en munitie (WWM). De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de overige tenlastegelegde wapens, waaronder een (ingekort) geweer en meerdere revolvers, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat deze wapens daadwerkelijk in zijn bezit waren. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de verdachte gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/125511-23
Datum uitspraak: 17 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 6 september 2024 (regie) en 3 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.G.W.M. Lut naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 september 2021 te Zoetermeer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, merk en/of type en/of kaliber onbekend en/of een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, merk en/of type en/of kaliber onbekend zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2020 tot en met 14 september 2021 te Zoetermeer en/of Almere, althans in Nederland, meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (omgebouwd) gas/alarm pistool, van het merk Ekol, type Major en/of
- een (ingekort) geweer (pomp & slide) en/of
- meerdere revolvers, van het merk Bruni, type Olympic 6
zijnde (telkens) een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2020 tot en met 14 september 2021 te Zoetermeer en/of Almere, althans in Nederland een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen, van het merk en/of type en/of kaliber onbekend zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde met uitzondering van het tweede en derde gedachtestreepje van het onder 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Op zijn specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.3.
Vrijspraak (feiten 1 en 3)
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op 16 september 2021 een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft bij de politie hierover verklaard dat hij op die dag zichzelf per ongeluk heeft beschoten toen hij een gestolen wapen wilde ontladen. Er is daarbij een projectiel uit de loop van het wapen geschoten dat door zijn been is gegaan.
De rechtbank kan op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht echter niet vaststellen dat dit wapen een vuurwapen was, en daarmee dus een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) voorhanden heeft gehad. Het wapen en de bijbehorende munitie zijn nooit aangetroffen. De verdachte verklaart dat hij het wapen die middag gestolen had, en niet wist wat voor wapen het was. Ook uit het letsel kan niet met zekerheid worden geconcludeerd dat het om een vuurwapen ging. De rechtbank kan niet uitsluiten dat de verdachte zichzelf heeft beschoten met een andersoortig wapen, zoals een luchtdrukwapen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Tevens is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 14 september 2020 tot en met 14 september 2021 een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad. De politie heeft op de telefoon van de toenmalige vriendin van de verdachte foto’s aangetroffen waarop de verdachte met op wapens gelijkende voorwerpen staat, waaronder mogelijk een automatisch vuurwapen. Volgens de wapendeskundige verbalisant in zijn proces-verbaal op bladzijde 27 en 28 van het dossier kan met “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” worden geconcludeerd dat het hier gaat om een automatisch vuurwapen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist of het wapen echt was, omdat hij er niet mee heeft geschoten en het wapen licht aanvoelde.
De rechtbank constateert dat het onderschrift onder foto 5 van het bedoelde wapen in hetzelfde proces-verbaal, luidt: “mogelijk automatisch vuurwapen”. Verder verklaart de wapendeskundige dat pas met zekerheid kan worden vastgesteld of het wapen echt is als hij het wapen fysiek vast heeft gehad. Dit onderschrift en deze laatste opmerking doen afbreuk aan de “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” die de wapendeskundige eerder heeft gesteld. Bovendien heeft de wapendeskundige niet verklaard op grond waarvan hij tot zijn bevinding is gekomen dat dit wapen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van categorie II zou zijn, zodat zijn redenering niet getoetst kan worden. Zo kon hij het merk en type niet vaststellen en heeft hij bijvoorbeeld niet verklaard waarom het wapen naar zijn expertise met dezelfde waarschijnlijkheid geen airsoftwapen of een vuurwapen van categorie III zou zijn. De rechtbank stelt tenslotte vast dat de foto van verdachte met het wapen ook nogal onduidelijk is. Zo is bijvoorbeeld geen vuurregelaar zichtbaar.
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte op de foto staat met een daadwerkelijk automatisch vuurwapen, en dat hij daarmee een wapen van categorie II, onder 2 van de WWM voorhanden heeft gehad.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte ook van dit feit vrijspreken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen (feit 2)
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021277268 (onderzoek Eros), van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 128).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 september 2021, voor zover inhoudende (p. 124):
Ik, brigadier van politie, werkzaam als materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing, verklaar het volgende:
Met betrekking tot het wapen afgebeeld op foto 1 kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat het hier gaat om een gas/alarm pistool van het Turkse merk Ekol model Major. Mij verbalisant is ambtshalve bekend dat deze wapens vaak worden omgebouwd naar scherp schietend.
Daar waar in dit proces verbaal hand vuurwapens worden beschreven geldt het volgende. Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 februari 2025, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik de persoon ben die op foto 1 staat op pagina 124 van het proces-verbaal. Dit wapen heb ik wel in bezit gehad.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 13 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 28):
V: Wanneer zijn deze foto's of filmpjes genomen?
A: Ze zijn oud. Sowieso een jaar geleden. Dit was foto 1.
V: Die andere wapens. Zijn dat echte wapens?
A: Alleen op blad 1. Dit was mijn eigen wapen. Ik heb dit wapen een half jaar in mijn bezit gehad.
V: Welke patronen gaan erin?
A: 9mm.
3.5.
Bewijsoverwegingen feit 2
Op de telefoon van de toenmalige vriendin van de verdachte zijn foto’s aangetroffen waarop de verdachte met op wapens gelijkende voorwerpen staat. De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de wapens niet gekwalificeerd kunnen worden als wapens van categorie III, onder 1 van de WWM. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Partiële vrijspraak ten aanzien van geweer en revolvers
De rechtbank is met betrekking tot het voorhanden hebben van een (ingekort) geweer en meerdere revolvers – zoals ten laste is gelegd onder het tweede en derde gedachtestreepje van feit 2 – met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat dit wapens waren van categorie III, onder 1 van de WWM en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Pistool
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een omgebouwd gas/alarm pistool. Uit het proces-verbaal van de materiedeskundige wapens volgt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat het hier gaat om een gas/alarm pistool. Tezamen met de verklaring van de verdachte dat dit een echt wapen was en dat er 9 mm-patronen in gaan, kan worden vastgesteld dat het gaat om een vuurwapen. Immers kunnen patronen enkel in een vuurwapen worden geplaatst en bijvoorbeeld niet in een luchtdrukwapen. Het wapen dat de verdachte op de foto in handen heeft, moet dus worden gekwalificeerd als een wapen van categorie III, onder 1 WWM.
Tenlastegelegde periode
De raadsman van de verdachte heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld wanneer de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Hoewel op grond van het dossier niet is vast komen te staan dat de foto van de verdachte met het vuurwapen op 16 augustus 2021 is genomen, kan daaruit wel worden afgeleid dat de foto in ieder geval vóór die datum is genomen. In combinatie met de verklaring van de verdachte bij de politie op 13 oktober 2021 dat de foto’s een jaar geleden zijn genomen en hij dit een wapen een half jaar in zijn bezit heeft gehad, kan daaruit de conclusie worden getrokken dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de tenlastegelegde periode het vuurwapen voorhanden moet hebben gehad.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, onder 1 van de WWM in de tenlastegelegde periode en zal de verdachte vrij spreken van het voorhanden hebben van het geweer en de revolvers.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij omstreeks de periode van 14 september 2020 tot en met 14 september 2021 in Nederland,
eenwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een omgebouwd gas/alarm pistool, van het merk Ekol, type Major zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring, een taakstraf moet worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Vuurwapens worden niet zelden gebruikt bij het begaan van strafbare feiten en circuleren veelvuldig in het criminele circuit. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen maakt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van de maatschappij. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. De rechtbank vindt het daarnaast zorgelijk dat de verdachte in de bewuste periode op veel foto’s staat met op wapens gelijkende voorwerpen en dat bovendien op zijn eigen telefoon wel ongeveer 1000 foto’s van wapens zijn aangetroffen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 januari 2025, waaruit volgt dat de verdachte vorig jaar is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals ter zitting besproken. De verdachte staat op dit moment onder toezicht bij de reclassering met betrekking tot een andere opgelegde straf.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn op 13 oktober 2021 is aangevangen, de dag dat de verdachte voor de eerste keer als verdachte is gehoord en in deze zaak bekend is geworden met de verdenking tegen hem. Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna vermelde op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor het voorhanden hebben van een pistool een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van vier maanden.
De rechtbank acht, alles afwegende in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden, maar zal gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de voorwerpen met de goednummers
PL1500-2021272674-2651801 (iPhone),
PL1500-2021272674-2651803 (iPhone),
PLl500-2021 272674-2651806 (broek) en
PLl500-2021272674-2651807 (shirt).

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de inbeslaggenomen goederen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen met goednummers
PL1500-2021272674-2651801 (iPhone),
PL1500-2021272674-2651803 (iPhone),
PLl500-2021 272674-2651806 (broek) en
PLl500-2021272674-2651807 (shirt).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Kuijper, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2025.