ECLI:NL:RBDHA:2025:20926
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om aanvullende compensatie voor werkelijke schade in het kader van kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar verzoek om aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiseres diende haar verzoek in op 15 december 2023 bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De CWS bevestigde de ontvangst van het verzoek op 21 januari 2025, maar gaf aan dat het verzoek nog niet behandeld kon worden omdat de definitieve beschikking van de UHT nog niet was ontvangen. Eiseres heeft op 23 januari 2025 een brief ingediend die door verweerder als ingebrekestelling werd beschouwd, maar de rechtbank oordeelt dat deze brief ook als een verzoek om aanvullende compensatie kan worden gezien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden na ontvangst van het verzoek op 23 juli 2025 eindigde, en dat er geen ingebrekestelling is gedaan na deze datum. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb om beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen verdere beslistermijn of dwangsom aan de orde is. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers op 31 oktober 2025.