In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een reguliere verblijfsvergunning behandeld. Eiseres, die sinds 2014 in Nederland verblijft, heeft op 1 augustus 2023 een aanvraag ingediend om bij haar kind te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 17 oktober 2023 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor een geldige verblijfsvergunning. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij alles heeft gedaan om haar Eritrese nationaliteit aan te tonen, maar dat zij in bewijsnood verkeert. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat eiseres niet voldoende inspanningen heeft verricht om haar identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling, waarin is bepaald dat om bewijsnood aan te nemen, aangetoond moet worden dat al het mogelijke is gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. De rechtbank concludeert dat de minister geen DNA-test hoeft aan te bieden en dat de afwijzing van de aanvraag in stand kan blijven. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eiseres, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM deugdelijk is gemaakt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 november 2025.