ECLI:NL:RBDHA:2025:20782
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Colombiaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag op 3 juli 2025 afgewezen, waarna de rechtbank op 23 oktober 2025 de zaak heeft behandeld. De gemachtigde van de minister was aanwezig, maar de gemachtigde van de eiseres had zich afgemeld. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres op 18 september 2025 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft onderhouden met haar gemachtigde. Dit leidt tot de vraag of de eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, er vanuit kan worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland.
De gemachtigde van de eiseres heeft aangegeven dat er tot begin september 2025 contact is geweest, maar dat verdere pogingen om contact te leggen zonder resultaat zijn gebleven. Aangezien de eiseres niet is verschenen en met onbekende bestemming is vertrokken, concludeert de rechtbank dat zij geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe. Hoger beroep kan binnen één week na ontvangst van het proces-verbaal worden ingesteld.