ECLI:NL:RBDHA:2025:20744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.1950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel had ingediend, is met onbekende bestemming vertrokken, wat heeft geleid tot de afwijzing van haar aanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 14 januari 2025 het verzoek van eiseres afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 8 oktober 2025. Haar gemachtigde heeft zich ook niet laten zien, met een bericht van verhindering. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien zij de opvang heeft verlaten en geen contact meer heeft met haar gemachtigde. De rechtbank baseert zich op informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat er geen belang meer is bij een inhoudelijke behandeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.1950
proces-verbaal van de mondelingen uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. E.D. van Elst),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. De gemachtigde van eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De minister heeft de rechtbank op 23 juli 2025 meegedeeld dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken. De minister heeft zich daarbij gebaseerd op informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa).
2. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep.
3. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank op 11 september 2025 desgevraagd meegedeeld dat zij geen contact meer heeft over de procedure met eiseres en niet weet waar zij verblijft. Om die reden kan de gemachtigde ook geen uitsluitsel geven of eiseres het beroep wenst te handhaven. Evenmin is het gemachtigde bekend of eiseres nog een procesbelang heeft.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) blijkt het volgende. Wanneer een vreemdeling, die een asielaanvraag heeft ingediend, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar zij verblijft, kan er in principe vanuit worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door haar in eerste instantie gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.1
5. In dit geval heeft eiseres de opvang verlaten en de minister en de gemachtigde niet op de hoogte gesteld van haar verblijfsplaats. Eiseres heeft ook geen contact meer met haar gemachtigde. Dit maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat eiseres geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken van concrete aanknopingspunten om hiervan af te wijken. Daarom is er geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het beroep en is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
1. Uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2662)
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2025

Documentcode:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.