ECLI:NL:RBDHA:2025:20708
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op medische gronden en belangenafweging artikel 8 EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘humanitair niet-tijdelijk’. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiser niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling hiervan op medische gronden. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 31 oktober 2023, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat hij vanwege zijn gezondheidstoestand niet kan reizen. De rechtbank heeft de zaak op 28 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser niet ter zitting verscheen, maar wel vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en tolken. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het privéleven van eiser, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij niet kan reizen en dat er een medische noodsituatie zal ontstaan bij het uitblijven van behandeling. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard.