Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 21 september 2024. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de verantwoordelijkheid van Kroatië volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De eiser heeft aangevoerd dat Kroatië niet verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek, omdat de procedure tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat nog niet was afgerond. Hij stelde dat hij mishandeld was door de Kroatische autoriteiten en dat dit een reden zou moeten zijn om van overdracht af te zien.
De rechtbank heeft overwogen dat de Kroatische autoriteiten het verzoek tot terugname van de eiser hebben aanvaard, wat betekent dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de eiser niet opgingen, omdat de Dublinverordening expliciet bepaalt dat de lidstaat waar het eerste verzoek om internationale bescherming is ingediend, verplicht is om de verzoeker over te nemen voor de afronding van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eiser voldoende zijn beoordeeld door de verweerder en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een overdracht van de eiser van onevenredige hardheid zouden getuigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser kennelijk ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.