ECLI:NL:RBDHA:2025:20676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.3822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Kameroense eiser wegens onvoldoende bewijs van vervolging bij terugkeer

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Kameroense eiser die asiel had aangevraagd in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag ongegrond was, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Kameroen te vrezen had voor vervolging. De eiser had eerder deelgenomen aan een demonstratie voor de Southern Cameroons National Council (SCNC) en was daarvoor gearresteerd, maar de rechtbank oordeelde dat zijn aanhouding niet het gevolg was van een persoonlijke verdenking. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in de negatieve belangstelling van de Kameroense autoriteiten stond en dat hij geen reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank nam ook een binnenlands beschermingsalternatief aan, aangezien de eiser in andere delen van Kameroen veilig zou kunnen verblijven. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser over zijn vrees voor de ADF en de gevolgen van zijn tatoeages, en oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de brandstichting van zijn winkel en zijn politieke activiteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3822

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiserV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als ongegrond. [2]
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2025 in Breda op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De asielmotieven
Eiser is geboren op [datum] 1988 en heeft de Kameroense nationaliteit. Op 17 april 2023 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland.
Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. In ruil voor een geldbedrag heeft eiser op 22 september 2018 deelgenomen aan een demonstratie voor de politieke partij Southern Cameroons National Council (SCNC). Naar aanleiding van zijn deelname is eiser gearresteerd en gedetineerd. Na vier maanden is hij tegen betaling vrijgelaten. Eiser is vervolgens teruggekeerd naar zijn woonplaats Bamenda, waar zijn kledingwinkel was afgebrand. In april 2019 is eiser naar India vertrokken, waarna hij in juli 2019 weer is teruggekeerd naar zijn woonplaats in Kameroen. In augustus 2019 is eiser in opnieuw gearresteerd en gedetineerd. Na een maand is hij, opnieuw tegen betaling van een geldbedrag, vrijgelaten. Eiser heeft hierna besloten om in november 2019 Kameroen te verlaten en naar Nigeria te vertrekken. Tijdens zijn reis is hij ontvoerd in Mamfe Town door de Ambazonia Defence Forces (hierna: ADF). Na drie tot vier uur is eiser met een aantal andere gegijzelden vrijgelaten, waarna hij vijf maanden bij zijn neef in Mamfe Town heeft verbleven voordat hij zijn doortocht naar Inugu in Nigeria heeft gemaakt. Hier heeft hij van eind 2020 tot en met 2023 verbleven. Eiser ging in die periode ongeveer twee keer per jaar terug naar Bamenda in Kameroen om zijn familie te bezoeken. In 2022 zijn in Bamenda woningen in brand gestoken, waaronder de familiewoning. Dit was voor eiser de directe aanleiding om Kameroen in april 2023 te verlaten. De politieke crisis duurde toen al zeven jaar. Bij terugkeer naar Kameroen vreest eiser voor de Franssprekende strijdkrachten in Kameroen en voor vervolging vanwege een uitgestelde rechtszaak die tegen hem loopt. Ook vreest eiser voor de ADF.

Het bestreden besluit

3. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege zijn politieke activiteiten. Verweerder ziet hierin echter geen aanleiding om een politieke overtuiging aan te nemen zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. [3] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Kameroen een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder volgt niet dat eisers aanhoudingen en vrijlatingen te maken hadden met persoonlijke verdenkingen. Volgens verweerder is eiser niet politiek betrokken geweest bij het SCNC en heeft hij slechts één keer gedemonstreerd, in ruil voor geld. Zijn arrestatie op 22 september 2018 was willekeurig en niet gebaseerd op een persoonlijke verdenking. Bovendien heeft eiser verklaard dat de arrestatie in augustus 2019 het gevolg was van het corrupte politieke systeem. Na zijn vrijlatingen is niet gebleken dat eiser werd gezocht vanwege politieke activiteiten. Voor zover eiser vreest te worden opgepakt door de Franssprekende autoriteiten vanwege de uitgestelde rechtszaak, heeft verweerder overwogen dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt en dat hij meermaals zonder problemen heeft kunnen terugkeren naar Bamenda. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn tatoeages bij terugkeer tot problemen zullen leiden. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege de tatoeages wordt gelinkt aan een bende. Om die reden heeft hij ook geen problemen gehad in Kameroen. Verweerder acht geloofwaardig dat eiser is gegijzeld door de ADF, maar acht het niet aannemelijk dat eiser persoonlijk wordt gezocht door de ADF. Eiser is op zijn reizen naar Bamenda door ADF-gebied gereisd, zonder problemen te hebben ondervonden van de zijde van de ADF. Tot slot neemt verweerder een binnenlands beschermingsalternatief aan.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Eiser is in de negatieve belangstelling komen te staan van de autoriteiten, vanwege zijn deelname aan de demonstratie. Verweerder heeft de negatieve belangstelling van de autoriteiten op onjuiste wijze betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Door verweerder is verzuimd te toetsen aan de voorwaarden in het arrest S&A [4] en het Informatiebericht 2024/10 ‘Werkwijze politieke overtuiging’. Alle omstandigheden hadden moeten worden meegewogen bij de beoordeling van eisers gegronde vrees voor vervolging wegens de verdenking van een (toegedichte) politieke overtuiging. Eiser wijst daarbij ook op het bord dat hij tijdens deze demonstratie droeg, het overlijden van zijn broer vanwege de demonstraties en eisers tatoeages waardoor hij als amaboy wordt aangemerkt. Ook verwijst eiser naar een rapport van Human Rights Watch. [5] De drempel van de bewijslast is voor eiser te hoog gelegd en er is onvoldoende onderzoek gedaan naar eisers persoonlijke situatie. Verder heeft verweerder ten onrechte aangenomen dat Kameroen maar ten dele onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn [6] valt, terwijl voor die 15c-gebieden een binnenlands beschermingsalternatief wordt aangenomen. Het binnenlands beschermingsalternatief is ten onrechte aangenomen. Verweerder zal op individuele basis moeten overwegen of dit binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is. Zolang dit individuele onderzoek niet is gedaan, kan eiser niet worden uitgezet en dient het terugkeerbesluit achterwege te blijven. Tot slot heeft verweerder ten onrechte geen landeninformatie betrokken bij zijn beoordeling.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Vrees bij terugkeer
5. Verweerder stelt terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging in de negatieve belangstelling staat van de Kameroense autoriteiten en daarom persoonlijk heeft te vrezen voor vervolging bij terugkeer. Verweerder heeft in dit kader alle relevante omstandigheden betrokken bij de beoordeling. Hiertoe heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers aanhouding het gevolg is geweest van zijn aanwezigheid bij de demonstratie, maar dat niet is gebleken dat de aanhouding het gevolg is van een persoonlijke verdenking, nu hij met meerdere demonstranten is aangehouden en na betaling van geld is vrijgelaten. Verweerder stelt terecht in het verweerschrift dat het enkele feit dat eiser voor een tweede keer is aangehouden na een politiecontrole in Bengui Road, nog niet betekent dat de autoriteiten ook naar eiser op zoek waren. [7] Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat eiser heeft verklaard dat zijn tweede arrestatie het gevolg was van het corrupte politieke systeem. Verder stelt verweerder terecht dat eisers herhaaldelijke vrijlating tegen betaling van een geldbedrag, erop duidt dat door de Kameroense autoriteiten geen link met de SCNC is verondersteld. Eiser is ondanks zijn voorgeleiding voor de rechtbank immers niet veroordeeld. [8] Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat indien sprake zou zijn van uitstel van eisers rechtszaak, het in de rede ligt dat hij in de periode van 2018 tot zijn vertrek in 2024 zou zijn opgeroepen voor de verdere behandeling hiervan. Daarvan is echter niet gebleken. Daarbij heeft verweerder terecht tegengeworpen dat de Kameroense autoriteiten aan eiser op 11 maart 2019 een paspoort hebben verstrekt, zonder dat eiser hierbij problemen heeft ondervonden. Nadat eiser voor de tweede keer tegen betaling is vrijgelaten en is vertrokken naar Mamfe Town, is hij herhaaldelijk naar zijn woonplaats in Bamenda teruggekeerd. Daarbij heeft eiser geen problemen ondervonden. Verweerder stelt in dit kader terecht dat eisers herhaaldelijke terugkeer naar Bamenda afbreuk doet aan de aannemelijkheid van zijn gestelde vrees voor vervolging wegens de uitgestelde rechtszaak.
6. De brandstichtingen van eisers winkel en de woning van zijn familie zijn door verweerder eveneens voldoende meegewogen. Verweerder stelt in dit kader terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de brandstichting het gevolg is van persoonlijke negatieve aandacht van eiser of zijn familieleden. Daarbij komt dat eiser zelf heeft verklaard dat alle woningen in Bangui Road in 2022 in brand zijn gestoken. Verweerder heeft dan ook geen causaal verband hoeven zien met de demonstratie waaraan eiser heeft deelgenomen.
7. Ook eisers vrees voor de ADF heeft verweerder terecht niet aannemelijk geacht. Ten aanzien van eisers gijzeling door de ADF, heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat dit ging om een willekeurige doorzoeking van de bus waarin eiser zat. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een specifiek doelwit was van de ADF. Eiser is immers met een groep medereizigers gegijzeld die met hem in de bus zaten. Eiser heeft daarover het volgende verklaard; “ze hebben ons gegijzeld en ons gevraagd aan te sluiten bij het ADF”. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat in het geval van eiser sprake is van willekeurig geweld en dat zijn asielmotieven niet raken aan één van de gronden zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Ook is het niet aannemelijk dat eiser meermaals door een gebied heeft kunnen reizen waar de ADF de controle heeft, zonder door de ADF opgepakt te worden terwijl hij stelt dat hij persoonlijk door de ADF wordt gezocht.
8. Eisers tatoeages leiden ook niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft terecht gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat uit deze tatoeages volgt dat eiser dusdanig in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat of zal komen te staan dat hij daarom heeft te vrezen voor vervolging. Eisers tatoeages stonden er niet aan in de weg dat eiser herhaaldelijk is vrijgelaten en Kameroen legaal is uitgereisd.
9. Het door eiser aangehaalde rapport van Human Rights Watch ziet op asielzoekers die vanuit de Verenigde Staten (VS) gedwongen zijn uitgezet naar Kameroen en die vervolgens te maken hebben gekregen met diverse mensenrechtenschendingen. Uit dit rapport blijkt ook dat de VS gevoelige asiel gerelateerde informatie had gedeeld met de Kameroense autoriteiten en dat de betrokken asielzoekers voorafgaand aan hun vertrek al problemen hadden ondervonden van de zijde van de Kameroense autoriteiten. Hier is in het geval van eiser geen sprake van. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij als terugkeerder vanuit Nederland zal worden gezien als opposant in Kameroen en daarom te vrezen zou hebben. Verweerder heeft terecht betrokken dat eiser meermaals zonder problemen Kameroen in en uit heeft kunnen reizen. Daarbij is eiser in het bezit van een geldig paspoort waarmee hij vrijwillig kan terugreizen.
10. Voor zover eiser stelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met landeninformatie, heeft hij niet gesteld en gemotiveerd welke concrete landeninformatie aanleiding tot een ander oordeel geeft.
Binnenlands beschermingsalternatief
10. Uit artikel 3.37d van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) in samenhang met paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat verweerder een binnenlands beschermingsalternatief mag tegenwerpen indien de vreemdeling in een deel van het land van herkomst geen vrees heeft voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin of een reëel risico loopt op ernstige schade, op een veilige wijze naar dat gebied kan reizen en redelijkerwijs van de vreemdeling kan worden verwacht dat hij zich in dat gebied vestigt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, [9] moet verweerder bij de beoordeling of aan deze drie voorwaarden is voldaan, rekening houden met de algemene omstandigheden in het gebied en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Als verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden is voldaan, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vestigingsalternatief in zijn geval niet aanwezig is en dat van hem niet kan worden verlangd dat hij zich elders in het land vestigt.
12. Verweerder heeft terecht een binnenlands beschermingsalternatief voor eiser aangenomen in de regio’s Yaounde, Douala en Boufassam. Eiser voldoet immers aan de voorwaarden voor het binnenlands beschermingsalternatief. Volgens het beleid van verweerder is er voor Kameroen sprake van een uitzonderlijke situatie van willekeurig geweld in de provincies North-West en South-West. Eiser komt uit Bamenda, wat gelegen is in North-West en heeft – zoals eerder overwogen – niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten of te vrezen heeft voor vervolging. Voor zover eiser stelt dat voor heel Kameroen een uitzonderlijke situatie van willekeurig geweld geldt, heeft hij geen landeninformatie overgelegd die dit oordeel kan dragen.
13. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat de partner van eiser in Bafousem – één van de door verweerder aangewezen binnenlandse vestigingsalternatieven – woont, wat in het Franstalige deel van Kameroen ligt. In het verweerschrift stelt verweerder terecht dat eiser eerder naar Douala – ook een stad die door verweerder aangewezen wordt als binnenlands vestigingsalternatief – is gegaan, wat tevens tot het Franstalige deel van Kameroen behoort. Hierbij is niet gebleken dat eiser problemen heeft ondervonden die raken aan artikel 3 van het EVRM. [10] Dat eiser als ontheemde uit het Engelse deel in het Franse deel van Kameroen problemen zou ondervinden wordt daarom niet gevolgd.
Conclusie
14. Verweerder heeft eisers asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Ook heeft verweerder terecht een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd.
15. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Het verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Met het kenmerk: ECLI:EU:C:2023:688.
5.How Can You Throw Us Back? Asylum Seekers Abused in the US and Deported to Harm in Cameroon’, 10 februari 2022.
6.Richtlijn 2011/95/EU.
7.Pagina 4 van het verweerschrift.
8.Pagina 14 van het Nader Gehoor.
9.Bijvoorbeeld van 24 augustus 2021, met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2021:2044.
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.