ECLI:NL:RBDHA:2025:20584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
C/09/689518 / FA RK 25-5871
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen inzake zorgregeling, gebruik echtelijke woning en kinderalimentatie in echtscheidingsprocedure

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, de toevertrouwing van de minderjarige kinderen en een regeling voor kinderalimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw gedurende het huwelijk de hoofdverzorger van de kinderen is geweest en dat de huidige situatie, waarin zij met de kinderen in een opvang verblijft, schadelijk is voor de kinderen. De rechtbank heeft daarom besloten dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en dat zij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt, terwijl de man de woning moet verlaten. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen iedere zaterdag van 13.00 tot 15.00 uur contact hebben met de man op een openbare plek. Daarnaast is de man verplicht om een voorlopige kinderalimentatie van € 184,- per maand te betalen voor alle vier de kinderen, met ingang van 4 augustus 2025. De rechtbank heeft de ouders doorverwezen naar ouderschapsbemiddeling om een werkbare samenwerking te bevorderen, en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om te rapporteren over de voortgang van dit traject. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-5871
Zaaknummer: C/09/689518
Datum beschikking: 9 oktober 2025

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 4 augustus 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. Bagci-Çiçek te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. El Aqde te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 29 augustus 2025 van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 4 september 2025 van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het F9-formulier van 1 oktober 2025 van de zijde van de vrouw, met bijlagen.
Op 2 oktober 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat en tolk R. Achamlale;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2008 te [plaats 1] , Marokko.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2020 te [geboorteplaats 2] .
- De man en de vrouw zijn gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen belast.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw zoals dat thans luidt strekt ertoe dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) te [plaats 2] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw worden toevertrouwd;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 142,75 per maand per kind wordt vastgesteld, met ingang van 4 augustus 2025, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarbij verzoekt hij zelfstandig:
primair
  • te bepalen dat de minderjarige kinderen aan de man worden toevertrouwd;
  • te bepalen dat de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) te [plaats 2] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;

subsidiair

- dat een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen wordt vastgesteld al volgt: de man heeft de kinderen wekelijks bij zich vanaf donderdagavond tot en met zondag in de woning van partijen, waarbij de vrouw de woning dient te verlaten en de man gebruik kan maken van de echtelijke woning van partijen;

meer subsidiair

  • dat een voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen wordt vastgesteld;
  • een Raadsonderzoek te gelasten teneinde te onderzoeken bij wie het hoofdverblijf van de minderjarige kinderen dient te worden bepaald en in het verlengde hiervan welke zorgregeling vervolgens tegemoetkomt aan de belangen van de minderjarige kinderen en daarover aan uw rechtbank in de echtscheidingsprocedure te rapporteren en advies uit te brengen;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning en toevertrouwing kinderen
De rechtbank zal de verzoeken ten aanzien van de toevertrouwing van de kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning samen beoordelen, omdat de voor de beoordeling van belang zijnde omstandigheden met elkaar samenhangen.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoeken naar voren gebracht dat zij gedurende het huwelijk altijd degene is geweest die de zorg van de kinderen op zich nam. Op dit moment verblijft ze samen met de kinderen in een opvang, die eigenlijk niet geschikt is voor kinderen. Met name voor de jongste, [minderjarige 4] , die een handicap heeft is het gevaarlijk in de opvang. De echtelijke woning heeft voorzieningen die aangepast zijn aan wat [minderjarige 4] nodig heeft. Ook voor de andere kinderen is het beter om terug te keren naar de echtelijke woning, waar de omgeving bekend is en hun school dichtbij is. Volgens de vrouw heeft de man de financiële middelen en daarnaast een netwerk om snel een alternatieve woonplek te kunnen vinden. De vrouw verzoekt daarom de toevertrouwing van de kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De man begrijpt dat het beter is voor de kinderen om in de echtelijke woning te verblijven, maar hij heeft zelf geen alternatieve plek om naartoe te gaan. De man verzoekt daarom zelfstandig de toevertrouwing van de kinderen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man is wel bereid om overdag uit de woning te gaan zodat de vrouw in de woning voor de kinderen kan zorgen, maar hij wil graag in de nacht in de echtelijke woning slapen. De vrouw zou dan in de nacht bij haar familie kunnen verblijven. Birdnesting is wat de man betreft daarom de juiste oplossing. Mocht de rechtbank oordelen dat de man toch de echtelijke woning uit moet, dan verzoekt de man hem een termijn te geven om een alternatieve plek te vinden.
De rechtbank zal bepalen dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en dat de vrouw voorlopig gerechtigd zal zijn om in de echtelijke woning te verblijven. De ouders zijn het erover eens dat de huidige situatie schadelijk is voor de kinderen. De tweeling gaat op dit moment niet naar school en voor [minderjarige 4] is het gevaarlijk in de opvang. De rechtbank heeft van de vrouw begrepen dat zij gezocht heeft naar oplossingen, maar dat er geen veilige plek voor [minderjarige 4] beschikbaar is. De rechtbank acht het van groot belang dat de kinderen terugkeren naar de echtelijke woning, die is aangepast op de behoeftes van [minderjarige 4] . Omdat de vrouw altijd de hoofdverzorger is geweest en de man werkt, vindt de rechtbank dat het de vrouw moet zijn aan wie de kinderen worden toevertrouwd. De vrouw moet daarom ook degene zijn die in de echtelijke woning zal verblijven. Gelet op de spanningen tussen de ouders is het niet reëel dat zij samen in de woning verblijven of een birdnestregeling uitvoeren. Dit alles betekent dat de man de woning zal moeten verlaten. De rechtbank zal hierbij niet een termijn aan de man geven om een alternatieve woonplek te vinden, omdat het belang van de kinderen vereist dat zij, samen met de vrouw, zo snel mogelijk terugkeren in de woning.
Het verzoek om te bepalen dat dit uitsluitend gebruik ‘met inbegrip van de inboedel’ is, zal de rechtbank bij gebrek aan belang afwijzen. Bij toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan een partij is die partij ook uitsluitend gerechtigd tot de tot die woning behorende inboedelgoederen, voor zover niet bij rechterlijke beschikking tot het dagelijks gebruik aan de andere partij en/of de kinderen toegewezen.
Zorgregeling
De man en de vrouw hebben ter zitting beiden aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat het contact tussen de man en de kinderen wordt hervat. Er is op dit moment veel telefonisch contact, maar de kinderen missen de man. De rechtbank vindt dat de kinderen de man moeten kunnen zien. De man zit in een lastige situatie omdat hij de woning zal moeten verlaten en nog geen eigen woonplek heeft. Partijen hebben aangegeven dat zij bereid zijn de omgang te laten plaatsvinden op een openbare plek, zoals bijvoorbeeld een restaurant. De rechtbank acht dat in de huidige situatie passend.
De rechtbank legt daarom vast dat de kinderen iedere zaterdag van 13.00 uur tot 15.00 uur contact hebben met de man op een openbare plek. De rechtbank gaat ervan uit dat de man een voorstel doet voor een ook voor [minderjarige 4] geschikte locatie voor het omgangsmoment en dat partijen het vervolgens in onderling overleg verder afstemmen. Het staat de ouders uiteraard vrij om in onderling overleg een andere regeling te bepalen.
De rechtbank zal het meer of anders verzochte ten aanzien van de zorgregeling afwijzen.
Doorverwijzing ouderschapsbemiddeling
Het is van belang, met name ook voor de kinderen, dat de ouders een vorm van samenwerken gaan vinden. De ouders zijn daar allebei ook toe bereid. De vrouw heeft aangegeven dat zij in gesprek wil met de man en dat zij denkt dat dit onder begeleiding van een professionele instantie op een veilige manier kan. De rechtbank zal de ouders daarom in de gelegenheid stellen deel te nemen aan het traject Ouderschapsbemiddeling, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per e-mail verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om de eindrapportage over het verloop van het ouderschapsbemiddelingstraject in te dienen op de hierna vermelde wijze en ten behoeve van de bodemprocedure in de echtscheidingszaak (onder vermelding van clusternummer [nummer] ), nu in de onderhavige procedure een eindbeslissing wordt genomen.
Als het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage ook tegelijkertijd te zenden aan de Raad. Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan bij de rechtbank een rapport in te dienen, eveneens ten behoeve van de bodemprocedure in de echtscheidingszaak. Deze beschikking geldt als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten voor het geval dat het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht. Daarbij dient de Raad alsdan in ieder geval in zijn onderzoek te betrekken welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen wordt geacht
Kinderalimentatie
Ingangsdatum
De rechtbank zal eerst de ingangsdatum van de kinderalimentatie bepalen. De rechtbank stelt voorop dat zij op grond van artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek een grote mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van de ingangsdatum.
De vrouw verzoekt als ingangsdatum de datum van de indiening van het verzoekschrift, 4 augustus 2025. De man heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De rechtbank zal als ingangsdatum van het vast te stellen voorlopige bedrag aan kinderalimentatie daarom de datum van de indiening van het verzoekschrift bepalen.
Behoefte
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind (de behoefte) zijn. De behoefte van de kinderen is tussen partijen in geschil. De rechtbank zal daarom hierna de behoefte vaststellen.
Voor het bepalen van de behoefte moet allereerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van beide ouders worden bepaald. Niet in geschil is dat de vrouw gedurende het huwelijk geen werk had. De rechtbank gaat daarom niet uit van een inkomen aan de zijde van de vrouw.
Partijen zijn het niet eens over het NBI van de man. De rechtbank gaat uit van het meest recente salaris voor het uiteengaan van partijen van € 2.879,- bruto per maand, exclusief vakantiegeld. De rechtbank gaat hierbij uit van de salarisspecificatie van augustus 2025.
De rechtbank houdt verder rekening met de volgende ingehouden premies:
  • de premie OP/NP van € 179,- + de premie wn+wg deel 1 OPNP van € 33,-;
  • de premie AOP van € 3,- + de premie AOV van € 28,- + de premie wn+wg deel 2 AOP van € 1,-.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen fiscale heffingskortingen en toeslagen, berekent de rechtbank het NBI van de man op het moment van het huwelijk op € 2.513,- per maand.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) van de ouders is gelijk aan het NBI van de man. Op basis van dit NBGI hadden partijen recht op een kindgebonden budget van € 896,- per maand, zodat de rechtbank daarmee rekening zal houden. Op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen 2025, leidt het voorgaande tot een behoefte van € 932,- per maand voor alle vier de kinderen en € 233,- per kind per maand.
De rechtbank zal hierna beoordelen in welke verhouding deze behoefte tussen partijen moet worden verdeeld.
Draagkracht vrouw
De vrouw ontvangt op dit moment een bijstandsuitkering. De rechtbank volgt daarom de uitgangspunten van het Rapport alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatienormen, waarin wordt aanbevolen om geen draagkracht aan te nemen bij de verzorgende ouder die een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank houdt daarom geen rekening met een (minimale) draagkracht aan de zijde van de vrouw.
Omdat de vrouw geen financiële draagkracht heeft, moet de behoefte van de kinderen geheel voor rekening van de man komen, voor zover zijn draagkracht dat toelaat.
Draagkracht man
Voor de bepaling van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 2.541,- bruto per maand, exclusief vakantiegeld. De rechtbank gaat hierbij uit van de pro forma salarisspecificatie van oktober 2025, aangezien de man op dit moment minder werkt. Het is de rechtbank op basis van de stukken en de zitting niet precies duidelijk geworden wat er met de man aan de hand is, waarom het verlof is opgenomen en of dit terecht is. Duidelijk is wel dat met de werkgever de afspraak is gemaakt dat de man voorlopig minder werkt. Omdat het hier echter een voorlopige voorziening betreft zal de rechtbank niet rekenen met een verdiencapaciteit, maar uitgaan van de feitelijke situatie.
De rechtbank houdt verder rekening met de volgende ingehouden premies:
  • de premie OP/NP van € 179,- + de premie wn+wg deel 1 OPNP van € 120,-;
  • de premie AOP van € 3,- + de premie AOV van € 28,- + de premie wn+wg deel 2 AOP van € 2,-.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de man in 2025 op € 2.247,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Omdat het NBI van de man hoger is dan € 2.125,-, zal de rechtbank voor de berekening van zijn draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 x NBI + € 1.310,-)] gebruiken. De draagkracht van de man bedraagt dan: 70% x [2.247 – (674 + 1.310)] = € 184,- per maand.
Zorgkorting
Nu de draagkracht van de man onvoldoende is om volledig in de behoefte van de minderjarigen te voorzien, vervalt de aanspraak van de man op zorgkorting. De man zal maximaal naar zijn draagkracht moeten bijdragen in de behoefte van de kinderen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande dient de man voor de kinderen met ingang van 4 augustus 2025 een bedrag van € 184,- per maand te voldoen voor alle vier de kinderen. Dit komt neer op € 46,- per kind per maand.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) te [plaats 2] en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2020 te [geboorteplaats 2] .
aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
*
bepaalt dat de minderjarigen
voorlopigbij de man zullen zijn:
- iedere zaterdag van 13.00 uur tot 15.00 uur in een openbare ruimte;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de man] ,
(de man)
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[de vrouw] ,
(de vrouw)
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
  • Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres 2] ;
  • en de Raad voor de Kinderbescherming;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank
in de bodemprocedurerapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen, de rechtbank daarover binnen twee weken
in de bodemprocedurete informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen, dit eveneens
in de bodemprocedure(onder vermelding van clusternummer [nummer] );
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 4 augustus 2025 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen van € 46,- per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. E.M. van Middelkoop als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 9 oktober 2025.