ECLI:NL:RBDHA:2025:2047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/09/679524/KG RK 25-126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

Op 13 februari 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verdachte in een strafzaak met parketnummer 09/181270-22. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters J. Snoeijer, P. van Essen en L.J. van den Herik, die de zaak behandelden. De verzoeker stelde dat er sprake was van een schijn van vooringenomenheid, omdat de rechters zijn preliminaire verweer hadden verworpen en verzoeken tot het horen van getuigen hadden afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij de motivering van de beslissing blijk geeft van vooringenomenheid. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden. De wrakingskamer benadrukte dat rechterlijke beslissingen niet als grond voor wraking kunnen dienen en dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed. De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/8
zaak- /rekestnummer: C/09/679524 / KG RK 25-126
Beslissing van 13 februari 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mrs. J. Snoeijer, P. van Essen en L.J. van den Herik,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
In het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van 24 januari 2025 zijn het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor vermeld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de strafzaak met parketnummer 09/181270-22 tegen verzoeker als verdachte. Deze strafzaak is op 24 januari 2025 ter zitting behandeld door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters.
2.2.
Het proces-verbaal van wraking van 24 januari 2025 houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte verzoekt om wraking van alle leden van de meervoudige kamer.
De verdachte doet desgevraagd opgave van de volgende feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot het wrakingsverzoek.
De verdachte deelt mee dat sprake is van een schijn van vooringenomenheid. De gronden van de wraking zijn:
- het verwerpen van het preliminair verweer waarin de verdachte heeft gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard;
- de afwijzing van het verzoek tot het horen van [naam] ;
- de afwijzing van het verzoek tot het horen van de rechercheurs.
Bovenstaande is door de voorzitter aan de verdachte voorgelezen en deze heeft desgevraagd
bevestigd dat dit de gronden zijn voor zijn verzoek tot wraking.
De voorzitter deelt mee dat het onderzoek ter terechtzitting wordt geschorst in afwachting van een zo spoedig mogelijke behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Naar de wrakingskamer uit het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2025 begrijpt, is verzoeker van mening dat de rechters vooringenomen zijn omdat zij het preliminaire verweer van verzoeker hebben verworpen en zijn verzoek tot het horen van diverse personen als getuige hebben afgewezen.
3.3
De wrakingskamer stelt voorop dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat rechterlijke (tussen)beslissingen, zoals de beslissingen die in de strafzaak tegen verzoeker zijn genomen, als zodanig nimmer grond kunnen vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dat is alleen anders in het geval waarin de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Van zo’n situatie is in dit geval geen sprake. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.