ECLI:NL:RBDHA:2025:20353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
23/8057
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 november 2025, wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar persoonsgebonden budget (pgb) per 31 augustus 2023, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij medio juni 2023 al een bezwaarschrift per post had ingediend, maar kon dit niet aantonen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de indieningstermijn van zes weken was overschreden en er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de gevolgen van het niet kunnen aantonen van tijdige indiening. De rechtbank besloot dat het griffierecht niet vergoed wordt en dat er geen proceskosten worden vergoed, gezien het ongegronde beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8057

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

CZ Zorgkantoor B.V, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Buur).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiseres omdat het bezwaar te laat is ingediend. Eiseres is het daarmee niet eens.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het te laat indienen daarvan. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

2. In het besluit van 9 juni 2023 heeft verweerder het persoonsgebonden budget (pgb) dat eiseres ontving per 31 augustus 2023 beëindigd.
2.1.
In de e-mail van 16 augustus 2023 heeft eiseres tegen het besluit van 9 juni 2023 bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij vermeld dat zij medio juni 2023 al een bezwaarschrift per post heeft ingediend, maar dat haar tijdens telefonisch contact werd meegedeeld dat dat bezwaarschrift niet bekend is bij verweerder.
2.2.
In een e-mail van 5 oktober 2023 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij haar bezwaarschrift te laat heeft ingediend en is aan haar gevraagd naar de redenen van de te late indiening.
2.3.
In de e-mail van 11 oktober 2023 heeft eiseres verweerder nogmaals meegedeeld dat zij medio juni 2023 al een bezwaarschrift per post heeft ingediend.
2.4.
In het besluit van 17 oktober 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat het bezwaarschrift verstuurd is dat zij medio juni 2023 zou hebben ingediend. Het bezwaar van eiseres is eerst op 16 augustus 2023 en dus niet tijdig ontvangen. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar.
2.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.6.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4]
3.1.
Als een bezwaarschrift te laat is ingediend, is het bezwaar niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. [5] Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid moet rekening worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Dit vergt een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Daarbij kan het gaan om persoonlijke omstandigheden. Als er een duidelijke verhindering was, is het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift niet verwijtbaar en kan dit niet aan de indiener worden toegerekend. Ook bij een geringe verwijtbaarheid is er ruimte om de termijnoverschrijding niet aan de indiener toe te rekenen. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. [6]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Het besluit waarmee het pgb werd beëindigd is van 9 juni 2023. Het besluit is per post verzonden. De bezwaartermijn ving een dag later aan, op 10 juni 2023. De laatste dag van de bezwaartermijn van zes weken viel op 21 juli 2023.
4.1.
Uit het dossier komt naar voren dat eiseres in een verpleeghuis verblijft. [naam 1] ( [naam 1] ), haar hulpverlener, heeft namens haar een bezwaarschrift ingediend. [naam 1] stelt dat al medio juni 2023 en dus ruim voor het einde van de bezwaartermijn bezwaar is gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam 1] een tijdige verzending van dit bezwaar echter niet aannemelijk gemaakt. Het digitaal ingediende bezwaarschrift dat zich in het dossier bevindt vermeldt als postdatum 16 augustus 2023. In dit bezwaarschrift wordt weliswaar verwezen naar een medio juni 2023 ter post aangeboden bezwaar, maar de verzending daarvan wordt niet op enigerlei wijze aannemelijk gemaakt. Ook is dit niet in kopie bijgevoegd. Verder bevindt zich in het dossier een op 25 augustus 2023 digitaal ingediend aanvullend schrijven van [naam 2] . Daaronder bevindt zich een aanhangend bericht van 31 juli 2023 van [naam 1] . Daarin wordt weliswaar gesteld dat enige weken tevoren een schrijven is verstuurd naar aanleiding van de conclusie van het bewuste keuze gesprek van 26 mei 2023. Maar hierin wordt geen melding gemaakt van een bezwaar tegen het besluit van 9 juni 2023 en evenmin wordt dit bijgevoegd.
Is er sprake van verschoonbaarheid?
5. Door eiseres is geen verklaring gegeven voor de te late verzending. Ook overigens is niet gebleken van een reden waarom de late indiening van het bezwaar eiseres niet kan worden verweten. Evenmin is hier sprake van een geringe termijnoverschrijding die eiseres daarom niet kan worden aangerekend.

Conclusie en gevolgen

6. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
6.1.
Omdat het beroep ongegrond wordt het griffierecht niet aan eiseres vergoed en hoeven eventuele proceskosten evenmin te worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 6:11 van de Awb.
6.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932.