4.4Bewijsoverwegingen
Identificatie
De verdachte is door het Openbaar Ministerie geïdentificeerd als de gebruiker van de SkyECC accounts [account 1] en [account 2] . De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewijs is dat deze accounts aan de verdachte toebehoorden. De rechtbank overweegt het volgende.
SkyECC account [account 1]
De gebruiker van de account [account 1] heeft als gebruikersnaam verbasteringen van de achternaam van de verdachte, zoals: [bijnaam 1] en [bijnaam 2] . Uit historische verkeersgegevens blijkt dat het IMSI-nummer dat aan deze account was gekoppeld in de periode van 27 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 in de nachtelijke uren 24 keer gebruikmaakte van het basisstation [adres 2] te Nootdorp. Dit basisstation heeft de woning [adres 3] te [plaats 2] binnen het theoretisch bereik. Dit betreft de woning waar de echtgenote en kinderen van de verdachte stonden ingeschreven en waar de verdachte op 4 augustus 2020 is aangehouden.
Uit het dossier blijkt daarnaast dat de gebruiker van [account 1] op 27 juli 2020 zijn eigen telefoonnummer heeft gebeld en daarvan een screenshot naar een ander heeft verstuurd. Het telefoonnummer op het desbetreffende screenshot blijkt op 6 september 2019 in een politieregistratie aan de verdachte te zijn gekoppeld.
Ook stuurt de gebruiker van [account 1] in juli 2020 anderen berichten over het gebroken been van zijn zoontje en wordt een bijbehorende foto van een kind in een ziekenhuisbed verstuurd. Door de politie is vastgesteld dat één van de zoontjes van de verdachte in die periode ook een gebroken been had.
Op 5 augustus 2020, de dag na de aanhouding van de verdachte in het strafrechtelijk onderzoek Mango, wordt door de gebruiker van [account 1] in de chats onder meer gezegd: “Ben zn broertje”, “Ben broertje [bijnaam 2] ”, “Denk morgen wordt ie voorgeleid” en “… verder niemand anders aangehouden. Alleen hun 3e.”
De verdachte heeft een jongere broer, namelijk [broer] (hierna: jongere broer). Tijdens een zoeking op 19 februari 2021 werd in de woning van de jongere broer een Sky-telefoon met hetzelfde IMSI-nummer als het nummer dat aan de account [account 1] is gekoppeld aangetroffen. Daarnaast blijkt uit historische verkeersgegevens dat het desbetreffende IMSI-nummer in de periode 5 augustus 2020 tot en met 21 januari 2021 in de nachtelijke uren 139 keer gebruikmaakte van het basisstation [adres 4] te Leidschendam. De woning van de jongere broer valt binnen het theoretisch bereik van voormeld basisstation.
Op 20 december 2020 stuurde de gebruiker van [account 1] een bericht waarin hij zichzelf introduceert als “The smart guy […] from So Lounge”. Uit onderzoek blijkt volgens de politie dat de jongere broer eigenaar is geweest van een restaurant/cocktailbar genaamd So Lounge.
SkyECC account [account 2]
De gebruiker van de account [account 2] heeft als gebruikersnaam eveneens verbasteringen van de achternaam van de verdachte, zoals: [bijnaam 3] en [bijnaam 1] . De actieve periode van het Sky-ID [account 2] is 25 augustus 2020 tot en met 6 maart 2021. Uit historische verkeersgegevens blijkt dat het IMSI-nummer dat aan deze account was gekoppeld in de periode van 26 augustus 2020 tot en met 18 januari 2021 het meest gebruik heeft gemaakt van het basisstation op de [adres 5] te [plaats 1] . Dit basisstation heeft de PI [plaats 1] , locatie [locatie] in zijn theoretisch bereik. Naast dit basisstation wordt er enkel gebruikgemaakt van basisstations in de nabije omgeving van de PI [plaats 1] , locatie [locatie] . De verdachte verbleef in voornoemde periode in detentie in de PI [plaats 1] , locatie [locatie] .
Uit berichten van de gebruiker van [account 2] blijkt dat hij in de gevangenis zit en dat dit vanwege Encro is. Bovendien vertelt de gebruiker dat er geen drugs zijn gevonden, maar wel 1,5 miljoen euro. Het voorgaande is in lijn met de bevindingen van het onderzoek Mango, op grond waarvan de verdachte destijds was aangehouden.
Oordeel rechtbank
De raadsman heeft ten aanzien van [account 1] onder meer aangevoerd dat [bijnaam 2] een naam is die vaker gebruikt wordt, niet kan worden vastgesteld dat het telefoonnummer van de screenshot van 27 juli 2020 op die datum nog steeds bij de verdachte in gebruik was, beenbreuken veelvuldig voorkomen bij kinderen, broer niet altijd een familierelatie hoeft te zijn, in 2020 per dag 21.313 boetes werden opgelegd en dat de historische verkeersgegevens onvoldoende nauwkeurig zijn gemeten. De raadsman heeft ten aanzien van [account 2] onder meer aangevoerd dat er veel aanhoudingen na de Encrochat hack zijn geweest en er in PI [plaats 1] meer verdachten zullen zitten die Crypto-telefoons gebruiken.
De rechtbank volgt de bezwaren van de raadsman niet. Anders dan de raadsman stelt, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat de verdachte tot zijn aanhouding op 4 augustus 2020 de gebruiker was van [account 1] , en zijn jongere broer vanaf 5 augustus 2020 de gebruiker was van [account 1] . Daarnaast kan worden vastgesteld dat de verdachte vanaf 26 augustus 2020 de gebruiker was van [account 2] .
Feit 1: voorbereidingshandelingen
De verdachte wordt verweten samen met anderen voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet te hebben verricht ter zake van de import, export en handel van meerdere partijen verdovende middelen in de periode van 25 augustus 2020 tot en met 16 december 2020. De raadsman heeft aangevoerd dat de gesprekken tussen de verdachte en zijn jongere broer slechts zien op de afhandeling van openstaande rekeningen, en voor het overige ook niet zien op voorbereidingshandelingen. Er was dan ook geen bijdrage van de verdachte aan mogelijke voorbereidingshandelingen, aldus de raadsman.
Verschaffen van inlichtingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte als [account 2] zijn jongere broer als [account 1] inlichtingen verschafte ter zake van de import, export en handel van meerdere partijen verdovende middelen. De verdachte had hiertoe, in de PI [plaats 1] , de SkyECC telefoon voorhanden.
Zo stuurde de verdachte zijn jongere broer op 26 augustus 2020 berichten over transporten naar Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden en contactpersonen en tussenpersonen in die landen. Zo wordt er specifiek gesproken over de voorbereiding van een transport van Spanje naar Zweden. In deze context wordt bovendien gesproken over de handel in MDMA, ‘blokken’ (waarvan de rechtbank uit de context van de gesprekken begrijpt dat dit geperste cocaïne betreft) en ‘assies’ (hasj). Op latere data wordt gesproken over speed, boli (waarvan de rechtbank uit de context van de gesprekken begrijpt dat dit Boliviaanse cocaïne betreft) en colo (waarvan de rechtbank uit de context van de gesprekken begrijpt dat dit Colombiaanse cocaïne betreft).
Bovendien gaf de verdachte zijn jongere broer instructies over openstaande rekeningen, contacten om mee samen te werken en prijzen van verdovende middelen. Daarnaast verzocht de verdachte derden om na zijn aanhouding (verder) met zijn jongere broer samen te werken. De verdachte werd eveneens door zijn jongere broer op de hoogte gehouden van de kwaliteit van verdovende middelen, samenwerkingen en de voortgang van transporten.
MedeplegenDe rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat bij het voorgaande sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, zijn jongere broer en derden. Zo gaf de verdachte zijn jongere broer gerichte instructies over voornoemde voorbereidingshandelingen. Op die wijze verrichtten de verdachte en zijn jongere broer voorbereidingshandelingen ten aanzien van de handel in onder meer cocaïne, speed/amfetamine en XTC/MDMA. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen voor dit feit dan ook bewezen.
Oordeel rechtbankOp grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Feit 2: voltooide import, export, handel
De verdachte wordt eveneens verweten samen met anderen opzettelijk cocaïne aanwezig te hebben gehad, ter zake van voltooide import, export en handel in de periode van 25 augustus 2020 tot en met 16 december 2020.
Bewijsminimum
De raadsman heeft aangevoerd dat de SkyECC-gesprekken in het dossier bestaan uit selectief geknipte en geplakte berichten, waarvan de context onduidelijk is. Ook is al het bewijs afkomstig uit één bron, namelijk de SkyECC berichten, aldus de raadsman. Deze berichten vinden geen steun in ander bewijs. Volgens de raadsman is dan ook niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Allereerst bestaat het dossier uit meerdere Sky-ECC gesprekken, tussen verschillende accounts, op een significant aantal data binnen de tenlastegelegde periode. Bovendien zijn binnen de Sky-ECC gesprekken afbeeldingen verstuurd van onder meer blokken cocaïne, die de inhoud van de gesprekken ondersteunen. Al met al bieden de Sky-ECC gesprekken een breed beeld van de handel in verschillende soorten verdovende middelen.
Verder overweegt de rechtbank dat de bewijsregel van artikel 342, lid 2, Sv betrekking heeft opgetuigenverklaringen. Het bewijs van een strafbaar feit mag niet uitsluitend worden gevonden in de verklaring van één getuige. Ontsleutelde berichten zijn evenwel schriftelijke bescheiden, meer in het bijzonder ‘andere geschriften’ als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv en kunnen voor het bewijs worden gebruikt ‘in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen’. Een ander bewijsmiddel kan tevens een ‘ander geschrift’ zijn (ECLI:NL:HR:2004:AO9131). Een bewezenverklaring die enkel op pgp-berichten steunt, betekent dus niet dat artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv is geschonden, nu het bewijsmiddel van het ene andere geschrift (een pgp-bericht) steun vindt in een tweede ander geschrift (pgp-bericht). Omdat ontsleutelde berichten ‘andere geschriften’ zijn van de verschillende verdachten en geen verklaringen van die verdachten in de zin van artikel 341, lid 4, Sv zijn, is ook dit artikel niet van toepassing. Wel neemt de rechtbank de nodige behoedzaamheid in acht bij het beoordelen van de Sky-ECC gesprekken, omdat zij, zoals de raadsman aanvoert, niet de beschikking heeft over alle uitgewisselde Sky-ECC berichten. De rechtbank neemt die behoedzaamheid in acht ter waarborg van de juistheid van de interpretatie, zoals de politie die in het dossier weergeeft en de daarbij door de politie gegeven uitleg van de weergegeven gesprekken. In het geval van een voor de verdachte belastende uitleg zal de rechtbank tot het oordeel moeten komen dat de inhoud van de chat redelijkerwijs niet voor een andere uitleg vatbaar is dan die belastende. Bij dat oordeel komt onder meer betekenis toe aan de aard en inhoud van die gesprekken en de betekenis van bepaalde bewoordingen.
Inhoud van de Sky-ECC berichten
De raadsman heeft voorts betoogd dat uit de berichten niet volgt dat de verdachte zijn jongere broer zou hebben aangestuurd ten aanzien van de handel in cocaïne, maar dat de gebruiker van [account 2] de gebruiker van [account 1] slechts bepaalde zaken meedeelde, met name ter zake van de afhandeling van geldzaken. Daarbij is er soms enkele dagen geen berichtenverkeer, wat niet rijmt met een continue betrokkenheid van de verdachte. Daarnaast volgt volgens de raadsman niet uit de berichten wat voor drugs in welke hoeveelheid daadwerkelijk is verkocht. Zo zijn er volgens de raadsman verschillende contra-indicaties voor geslaagde transacties, zoals berichten dat bepaalde transacties niet door zouden zijn gegaan. De rechtbank zal hieronder ingaan op deze verweren.
Transacties
Uit het verloop van de verschillende gesprekken in het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte zijn jongere broer wel degelijk aanstuurde ten aanzien van de handel in cocaïne. Zo geeft de verdachte zijn jongere broer op 26 augustus 2020 informatie over de afwikkeling van eerdere transacties, contactpersonen voor zowel internationale als nationale transporten en de status van bepaalde transporten. Hierbij wordt ook gesproken over ‘blokken’ (waarvan de rechtbank uit de context van het gesprek begrijpt dat dit geperste cocaïne betreft).
Vervolgens wordt op 4 september 2020 tussen de verdachte en zijn jongere broer gesproken over het mogelijk vacuüm verpakken van ‘14 stuks’ in een
stash(waarvan de rechtbank uit de context van het gesprek begrijpt dat dit over 14 blokken - en daarmee 14 kilogram - cocaïne in een verborgen ruimte gaat) in een kofferbak. Op 6 september 2020 geeft de verdachte zijn jongere broer tips en vraagt hij of alles gelukt is. Vervolgens schrijft de verdachte dat hij moet proberen om snel geld te krijgen, zodat hij weer klaar is voor een volgende ronde. Later die dag schrijft de jongere broer aan de verdachte onder meer: “Is door Je kan lekker slapen vandaag”. Op latere data volgen soortgelijke gesprekken over de handel in cocaïne. Zo bevat het dossier gesprekken over de in- en verkoopprijzen van cocaïne, en hoe om te gaan met koersresultaten bij een betaling in termijnen in een andere valuta. Daarbij verwijzen de verdachte en zijn jongere broer in gesprekken met elkaar en met derden naar boli (waarvan de rechtbank uit de context van de gesprekken begrijpt dat dit Boliviaanse cocaïne betreft) en colo (waarvan de rechtbank uit de context van de gesprekken begrijpt dat dit Colombiaanse cocaïne betreft), en worden afbeeldingen van blokken cocaïne uitgewisseld.
Al met al komt de rechtbank tot de volgende conclusies. Blijkens de chatberichten in het dossier was de verdachte betrokken bij in ieder geval de volgende (geslaagde) transporten van cocaïne: op 4 september 2020 (14 kilogram), 22 september 2020 (33 kilogram), 24 oktober 2020 (38 kilogram), 1 november 2020 (20 kilogram), 4 november 2020 (32 kilogram), 20 november 2020 (30 kilogram) en 4 december 2020 (20 kilogram). De rechtbank acht een geslaagd transport op 16 december 2020 van 38 kilogram niet bewezen, omdat de verdachte bezwaren uitte tegen dit transport, en zijn jongere broer vervolgens schreef dat hij de chauffeur terug zou laten komen. Voor dit transport staat dan ook niet vast of dit is voltooid, maar de rechtbank acht wel bewezen dat deze 38 kilogram is vervoerd.
De rechtbank concludeert dat bij de transporten van 20 november 2020 en 4 december 2020 sprake was van respectievelijk export en import, waarbij er op 20 november 2020 30 kilogram is verstuurd naar het Verenigd Koninkrijk en op 4 december 2020 20 kilogram is opgehaald uit België.
Er is aldus sprake van in ieder geval 187 kg verhandelde cocaïne, waarvan in ieder geval 50 kg is geëxporteerd dan wel geïmporteerd.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat ook voor dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, zijn jongere broer en andere contacten. Na de aanhouding van de verdachte op 4 augustus 2020 nam de jongere broer de coördinerende rol in de (internationale) drugshandel van de verdachte over. Vanaf 26 augustus 2020, toen de verdachte in PI [plaats 1] beschikte over een telefoon met SkyECC-account, communiceerden de verdachte en zijn jongere broer veelvuldig over deze drugshandel. Uit de chats van 26 augustus 2020 valt af te leiden dat de verdachte zijn jongere broer op de hoogte stelde van de stand van zaken van de financiële administratie en de bestellingen van verdovende middelen. Hij verwees hem naar de juiste contacten voor transporten, naar bijvoorbeeld specifieke landen, en gaf hem opdracht contact op te nemen met deze mensen. De verdachte leverde dan ook een grote intellectuele bijdrage aan het onderhavige feit.
Voorts constateert de rechtbank dat de verdachte en zijn jongere broer op de dagen van transporten veel contact hebben, waarbij de jongere broer de verdachte op de hoogte houdt en de verdachte adviezen geeft en navraagt of alles goed is gegaan. Na een aantal transporten wordt deze communicatie minder intensief, naar de rechtbank begrijpt omdat de jongere broer ondertussen weet hoe het reilen en zeilen van de handel gaat. Het voorgaande doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de nauwe en bewuste samenwerking, nu duidelijk is dat de verdachte, ook in dat stadium, nog steeds een intellectuele bijdrage levert. Dit blijkt onder andere uit de chats van 16 december 2020, waarin de verdachte en zijn jongere broer de inkomsten en uitgaven bespreken en de verdachte zijn jongere broer uitlegt hoe hij een balans moet opmaken.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn jongere broer. Op die wijze faciliteerden de verdachte en zijn jongere broer de (internationale) handel in cocaïne, en verdienden zij daaraan. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen voor dit feit dan ook bewezen.
Oordeel rechtbank
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.