In deze zaak hebben eisers, een gezin met minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun asielaanvragen, ingediend op 27 februari 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken. Eisers hebben de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvragen, rekening houdend met het ‘8+8 wekenmodel’. Dit houdt in dat de minister binnen acht weken na het verstrijken van de termijn van 21 maanden een besluit moet nemen, wat betekent dat dit uiterlijk op 22 januari 2026 moet gebeuren. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister de proceskosten van eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De eisers hebben het recht om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.