In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 13 oktober 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiser heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, bij brief van 31 juli 2025 verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De minister is verplicht om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. De rechtbank oordeelt dat in dit geval, waar de bovengrens van 21 maanden is overschreden, een kortere beslistermijn van acht weken passend is. Deze termijn begint op de dag na het bekendmaken van de uitspraak.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier K.D.M. Nijholt, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.