ECLI:NL:RBDHA:2025:1993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
09-028399-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen omzetting taakstraf in vervangende hechtenis

Op 29 januari 2025 heeft de politierechter in de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 130 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden opgelegd. De beslissing tot omzetting was echter niet ondertekend door een officier van justitie, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De politierechter oordeelde dat de bevoegdheid van de officier van justitie niet kan worden gedelegeerd aan andere ambtenaren, vooral niet in gevallen die vrijheidsbeneming met zich meebrengen. Hierdoor kon de rechter niet vaststellen dat de omzettingsbeslissing rechtsgeldig was genomen. Het bezwaarschrift werd gegrond verklaard, en de rechter bepaalde dat de veroordeelde de resterende taakstraf van 64 uren alsnog binnen 12 maanden moet verrichten. De uitspraak verwijst ook naar een eerdere conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, die de noodzaak van een handtekening van de officier van justitie benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Gravenhage
parketnummer: 09-028399-22
raadkamernummer: 25-000603
Beslissing van de politierechter in de rechtbank Den Haag, op het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. B.L.M. Dankelman, advocaat te AMSTERDAM (Arent Janszoon Ernststr 187, 1083 GV AMSTERDAM),
hierna te noemen: de veroordeelde.

Beoordeling van het bezwaarschrift

De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 4 november 2022 veroordeeld tot een taakstraf van 130 uren. Daarbij is bepaald dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van de straf bevolen, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag van 8 oktober 2020, gewezen onder parketnummer 09-817278-19, te weten een taakstraf voor de duur van 25 uren. Daarbij is bepaald dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen.
Het bezwaarschrift is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie die strekt tot de omzetting van de resterende uren taakstraf in vervangende hechtenis. Deze beslissing is niet ondertekend door een (met naam genoemde) officier van justitie.
Artikel 126, derde lid, van de Wet op de Rechterlijke Organisatie bepaalt dat een bevoegdheid van de officier van justitie niet kan worden opgedragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de regeling waarop de bevoegdheid steunt of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De politierechter is van oordeel dat de in artikel 6:3:3 Sv aan het OM toegekende bevoegdheid zich naar haar aard verzet tegen mandatering. Het betreft immers niet alleen een bevoegdheid die vrijheidsbeneming met zich brengt, maar ook een waarbij aan het OM een discretionaire ruimte wordt gelaten. Dat hieraan de hand moet worden gehouden, volgt ook uit artikel 3, eerste lid, onder b, van het Besluit regels landelijk parket en functioneel parket, alsmede ten aanzien van mandateren bevoegdheid officier van justitie, waarin is bepaald dat de officier van justitie de uitoefening van een bevoegdheid niet kan opdragen aan een andere bij het parket werkzame ambtenaar indien de bevoegdheid betrekking heeft op beslissingen tot vrijheidsontneming.
Nu een handtekening van een (met naam genoemde) officier van justitie ontbreekt op de genomen beslissing, en ook anderszins niet uit enig voor de rechter en de veroordeelde beschikbaar processtuk rechtstreeks en ondubbelzinnig volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van de omzettingsbeslissing, kan de politierechter niet vaststellen dat deze beslissing daadwerkelijk is genomen door een officier van justitie.
Dat leidt ertoe dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard. De politierechter verwijst in dit verband ook naar de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad d.d. 17 december 2024, ECLI: NL:PHR:2024:1388, r.o. 44, 48 en 49. De in het bezwaarschrift aangevoerde gronden kunnen onbesproken blijven. De politierechter zal bepalen dat veroordeelde de nog resterende uren taakstraf alsnog moet verrichten.

Beslissing

De politierechter:
- verklaart het bezwaarschrift gegrond;
- bepaalt dat de taakstraf, te weten 64 uren, binnen een termijn van 12 maanden alsnog moet worden verricht.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. W.R. van Hattum, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Gerla, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.