In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toegang van een vreemdeling tot Nederland. De eiser, met een V-nummer, had op 8 september 2025 een besluit ontvangen waarin hem de toegang tot Nederland werd geweigerd op basis van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet 2000. Tevens werd hem een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet in het bezit was van een geldig reisdocument en niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank heeft de gronden voor de weigering van toegang niet betwist en heeft geoordeeld dat de toegangsweigering rechtmatig was. De rechtbank heeft ook de vrijheidsontnemende maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende gronden waren om aan te nemen dat er een risico op onderduiken bestond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld voor het vrijheidsontnemende besluit en binnen vier weken voor de toegangsweigering.