ECLI:NL:RBDHA:2025:1962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL25.2465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Zambiaanse eiser niet in behandeling genomen wegens verantwoordelijkheid Duitsland op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Zambiaanse eiser. De eiser had op 7 oktober 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de eiser daar eerder een visum had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt en er geen voldoende onderbouwing was voor de vrees van de eiser voor geweld of schending van zijn rechten in Duitsland.

De eiser voerde aan dat hij gevaar liep in Duitsland vanwege zijn politieke achtergrond en dat er toenemend geweld tegen asielzoekers in Duitsland was. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet had aangetoond dat zijn situatie afweek van de algemene situatie voor asielzoekers in Duitsland. De rechtbank concludeerde dat de minister geen gebruik hoefde te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag aan zich te trekken op basis van bijzondere individuele omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2465

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.H. Yabasun),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft op 17 januari 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Zambiaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1998. Eiser heeft op 7 oktober 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de verdere behandeling van de asielaanvraag van eiser. In dit artikel is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit Eurodac is gebleken dat eiser door Duitsland in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig was van 30 september 2024 tot 20 oktober 2024. Op grond van artikel 12, tweede lid van de Dublinverordening heeft verweerder aan Duitsland een verzoek om overname gedaan. Op 17 december 2024 hebben de Duitse autoriteiten het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vast staat.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, en voert daartoe het volgende aan. Ten aanzien van Duitsland kan niet langer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser beroept zich hierbij op het AIDA-rapport [2] en diverse andere artikelen. [3] Eiser betoogt dat hieruit volgt dat er toenemend geweld is tegen asielzoekers in de opvang in Duitsland. Voorts loopt eiser gevaar in zijn land van herkomst vanwege dreigingen van personen die hem willen doden omdat eiser lid was van de oppositiepartij. Bij aankomst in Duitsland is eiser herkend door personen die hem willen doden, hierdoor vreest eiser dat hij bij terugkeer aan Duitsland opnieuw gevaar loopt. Tot slot getuigt zijn overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid en had verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening eisers asielaanvraag aan zich moet trekken. Eisers eerdere ervaringen in Duitsland en de landeninformatie over geweld tegen asielzoekers in de opvang vormen voldoende aanleiding voor verweerder om de aanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van bijzondere individuele omstandigheden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld in haar uitspraak van 31 oktober 2024. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet vanuit kan worden gegaan. Eiser is hier niet in geslaagd. In de door hem overgelegde artikelen zijn geen aanknopingspunten om te concluderen dat het toenemende geweld tegen asielzoekers en de opvang in het geval van eiser zorgt voor een risico op schending van artikel 3 van het EVRM [5] . Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport leidt evenmin tot een andere conclusie. Nu eiser voorts geen asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend, heeft hij ook geen eigen ervaringen met de asielprocedure in dat land. Er is voor de rechtbank dan ook geen aanleiding om van het oordeel van de Afdeling af te wijken. Gelet op het voorgaande hoeft verweerder dan evenmin nader onderzoek te verrichten.
5. De gestelde vrees van eiser voor terugkeer naar Duitsland omdat hij gevaar loopt om herkend te worden als lid van de oppositiepartij in zijn herkomstland, heeft eiser niet nader onderbouwd. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er vanuit worden gegaan dat de autoriteiten in Duitsland hun verdragsverplichtingen nakomen en dat zij eiser zullen beschermen tegen eventuele bedreiging of pressie door derden. Als eiser toch problemen ervaart tijdens zijn asielprocedure, is het aan hem om hierover bij de (hogere) Duitse autoriteiten te klagen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
6. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, komt verweerder een discretionaire bevoegdheid toe. Hierin is bepaald dat in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening elke lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. Verweerder maakt hier terughoudend gebruik van, namelijk in situaties waarin overdracht getuigt van onevenredige hardheid. [6]
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. Eiser heeft verder geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd, anders dan de omstandigheden die hiervoor al zijn beoordeeld, die maken dat overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 februari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU nr. 604/2014).
2.AIDA Country Report Germany (2023 update).
3.Info Migrants op 14 november 2023 en 21 februari 2024, Amnesty International op 14 februari 2024, Anadolu Agency op 2 augustus 2023 en 21 februari 2024, Euro-Med Human Rights Monitor op 5 juli 2023 en Tagesschau op 2 augustus 2023.
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.Hoofdstuk C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.