Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Zambiaanse eiser. De eiser had op 7 oktober 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de eiser daar eerder een visum had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt en er geen voldoende onderbouwing was voor de vrees van de eiser voor geweld of schending van zijn rechten in Duitsland.
De eiser voerde aan dat hij gevaar liep in Duitsland vanwege zijn politieke achtergrond en dat er toenemend geweld tegen asielzoekers in Duitsland was. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet had aangetoond dat zijn situatie afweek van de algemene situatie voor asielzoekers in Duitsland. De rechtbank concludeerde dat de minister geen gebruik hoefde te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag aan zich te trekken op basis van bijzondere individuele omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.