In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 11 september 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen was verstreken. Eiser had de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek werd niet ingewilligd, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond was. De minister werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank hanteerde hierbij het ‘8+8 wekenmodel’ en oordeelde dat in dit geval, gezien de overschrijding van de bovengrens van 21 maanden, een kortere beslistermijn passend was. Tevens legde de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.