ECLI:NL:RBDHA:2025:19518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag wegens internationale bescherming in Polen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025 wordt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiser, een Iraanse nationaliteit, behandeld. Eiser heeft op 5 juni 2025 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 8 augustus 2025 niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat hij internationale bescherming geniet in Polen. Eiser is het niet eens met deze beslissing en voert aan dat het aanmeldgehoor op 5 augustus 2025 onzorgvuldig is verlopen. De rechtbank oordeelt dat de minister het aanmeldgehoor niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft verricht. Eiser heeft tijdens het gehoor aangegeven dat hij nog veel te vertellen had, maar kreeg niet de kans om zijn bezwaren tegen terugkeer naar Polen volledig uiteen te zetten. De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijk verklaring niet in stand kan blijven en dat de minister eiser opnieuw moet horen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-. De minister krijgt een termijn van zestien weken om een nieuw besluit te nemen over de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M.C. Post-Kadijk).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiser. [1] Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, omdat het besluit gebrekkig tot stand gekomen is. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank namelijk het aanmeldgehoor van 5 augustus 2025 (aanmeldgehoor) niet met de vereiste zorgvuldigheid verricht. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 5 juni 2025 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 augustus 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [2] , op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
2.3.
Na sluiten van het onderzoek heeft eiser nog verschillende e-mails aan de rechtbank gestuurd en daarbij (digitaal) documenten overgelegd. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser is van Iraanse nationaliteit en heeft (samen met zijn gezin) meerdere asielaanvragen (in 2015, 2016 en 2017) in Nederland ingediend. [3] Hij heeft sinds 10 april 2009 internationale bescherming in Polen, maar stelt dat zijn verblijf daar feitelijk onhoudbaar is geworden. De minister heeft de onderhavige asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat hij in Polen internationale bescherming geniet
.De minister heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Dit beroep gaat over die niet-ontvankelijkverklaring. In de kern gaat eisers betoog in beroep over de vraag of het aanmeldgehoor zorgvuldig heeft plaatsgevonden en of de minister op basis van dat aanmeldgehoor tot een zorgvuldig besluit heeft kunnen komen.
Heeft eiser nog procesbelang?
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep. De minister heeft bij bericht van 22 augustus 2025 de rechtbank meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Uit het systeem van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) zou blijken dat eiser op 14 augustus 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of zij nog contact onderhoudt met eiser. Bij schrijven van 27 augustus 2025 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat zij contact onderhoudt met eiser en dat hij de COa-locatie heeft verlaten uit vrees uitgezet te worden naar Polen. Eiser is vervolgens op de zitting verschenen. De rechtbank oordeelt daarom dat eiser nog belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. [4]
Heeft het aanmeldgehoor zorgvuldig plaatsgevonden?
5. Eiser betoogt dat hij tijdens het aanmeldgehoor niet volledig is gehoord. Daartoe voert eiser aan dat het aanmeldgehoor volgens hem abrupt werd beëindigd, terwijl hij aangaf dat hij nog veel te vertellen had. [5] De hoormedewerker verwees hem echter naar zijn advocaat met de mededeling dat hij hetgeen hij nog wilde vertellen bij zijn advocaat via de correcties en aanvullingen kon indienen, in plaats van hem de gelegenheid te geven zijn verklaringen toe te lichten. Hierdoor is cruciale informatie buiten beschouwing gebleven, zoals zijn terugkeer naar Polen in januari 2025 na overdracht door Luxemburg, het feit dat hij daar op straat werd gezet zonder hulp, onderdak of medische zorg, en dat hij in 2025 meerdere klachten heeft ingediend. Hoewel hij tijdens het aanmeldgehoor al verklaarde dat hem in 2025 “het kleinste voedsel” is onthouden en dat hij klachten had ingediend, zijn hierover geen nadere vragen gesteld. Ook voert eiser aan dat de minister ten onrechte volhoudt dat hij Polen in 2013 definitief heeft verlaten, terwijl zijn verklaringen over 2013 uitsluitend betrekking hadden op zijn verblijf daar met zijn gezin en niet uitsluiten dat hij in 2025 is teruggekeerd. Verder wijst eiser erop dat de minister in het voornemen stukken uit 2024 heeft betrokken zonder dat daarover tijdens het aanmeldgehoor vragen zijn gesteld, waardoor hij daar niet op kon reageren. Zijn nieuwe klachten en het Engelstalige document van vijftien pagina’s dat hij tijdens het aanmeldgehoor heeft overgelegd, zijn volgens hem genegeerd. Ten slotte verwijt hij de minister dat hem wordt tegengeworpen dat hij geen toelichting op de klachten heeft gegeven, terwijl tijdens het aanmeldgehoor niet is doorgevraagd. Door deze gang van zaken is het aanmeldgehoor volgens eiser onzorgvuldig verlopen en is een onvolledig en onjuist beeld ontstaan van zijn situatie in Polen in 2025.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat het aanmeldgehoor zorgvuldig is verlopen. Volgens de minister heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor meerdere keren verklaard dat hij Polen in 2013 voorgoed heeft verlaten en heeft hij, ondanks herhaaldelijke vragen, niet aangegeven dat hij in 2025 naar Polen is teruggekeerd. Daarom kan zijn latere aanvulling in de correcties aanvullingen hierover, zonder duidelijke toelichting waarom het aanmeldgehoor onjuist of onvolledig zou zijn geweest, niet leiden tot de conclusie dat het aanmeldgehoor onzorgvuldig was. De minister acht het juist dat de gehoormedewerker het gesprek heeft beëindigd toen duidelijk was dat de vragen over het doel van het aanmeldgehoor – namelijk de bezwaren tegen terugkeer naar Polen – waren beantwoord. Bovendien heeft eiser later via zijn advocaat nog correcties en aanvullingen kunnen indienen. Ten aanzien van de overgelegde Poolse documenten stelt de minister dat deze grotendeels onvertaald en niet toegelicht zijn overgelegd, waardoor niet duidelijk is wat eiser ermee wil aantonen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het aanmeldgehoor niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht in de zin van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt dat eiser aan het einde van het gesprek aangaf dat hij nog veel te vertellen had en dat hetgeen besproken was “in vergelijking met wat hij nog te vertellen had als niets te beschouwen” was. [6] De gehoormedewerker reageerde daarop met de mededeling dat eiser de rest “morgen via zijn advocaat” kon indienen. Dat het aanmeldgehoor vervolgens is afgesloten zonder eiser, desnoods kort, de gelegenheid te geven om de kern van zijn verhaal samen te vatten, acht de rechtbank onzorgvuldig. Juist in een aanmeldgehoor is het van belang dat de vreemdeling kan toelichten waarom terugkeer naar de lidstaat waar hij bescherming geniet volgens hem niet verantwoord is. Eiser heeft daar expliciet aanleiding toe gegeven door te verklaren dat hij in 2025 opnieuw naar Polen is overgedragen en daar op straat terechtkwam, klachten indiende en geen toegang had tot basisvoorzieningen. Op deze verklaringen is echter niet doorgevraagd. De rechtbank merkt daarbij op dat in het aanmeldgehoor een tegenstrijdigheid bestaat tussen de verklaring van eiser dat hij Polen laatstelijk in 2013 zou hebben verlaten en zijn latere mededeling dat hij in 2025 opnieuw naar Polen is teruggekeerd. [7] Juist vanwege die tegenstrijdigheid had van de minister mogen worden verwacht dat hij eiser daarover tijdens het aanmeldgehoor nader bevroeg. Dat is niet gebeurd. De rechtbank acht het eveneens onzorgvuldig dat de minister in het voornemen stukken uit 2024 heeft betrokken zonder dat eiser daarover tijdens het aanmeldgehoor is gehoord. [8] Het lag op de weg van de minister, juist ook omdat hij tijdens het aanmeldgehoor over die stukken beschikte, om eiser tijdens het aanmeldgehoor te vragen naar de betekenis en inhoud van die stukken, zeker nu de minister dit later in het besluit heeft meegewogen. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat hij geen reële gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren tegen terugkeer naar Polen volledig uiteen te zetten. Dat hij later correcties en aanvullingen kon indienen, herstelt dit gebrek niet. Het gaat immers om informatie die relevant is voor het primaire besluitvormingsproces, waarin de minister een actieve hoorplicht heeft. Daarbij komt dat de gehoormedewerker, als hij niet direct kon beoordelen of het resterende verhaal van eiser relevant was, hem ten minste kort had kunnen laten samenvatten wat hij nog wilde verklaren, zodat kon worden beoordeeld of verder horen nodig was. Dat is niet gebeurd. Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat het aanmeldgehoor niet zorgvuldig is verlopen. Deze beroepsgrond slaagt.
5.3.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de minister de asielaanvraag van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De minister zal eiser opnieuw moeten horen en dient naar aanleiding van het nieuwe gehoor een nieuw besluit te nemen over eisers asielaanvraag.
Overige beroepsgronden
6. Omdat het bestreden besluit, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet in stand kan blijven, ziet de rechtbank geen aanleiding om de overige beroepsgronden van eiser te bespreken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Awb. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen omdat eiser over zijn asielaanvraag eerst opnieuw gehoord moet worden. De minister dient vervolgens een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat de rechtbank onder 5.2 heeft overwogen. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
8. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit van 8 augustus 2025;
 draagt de minister op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de asielaanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Habibi, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL25.37047.
3.Zie de uitspraak van Rb. (zp. Groningen) van 20 oktober 2017, zaaknummers NL17.9484 en NL17.9486 (niet gepubliceerd). De beroepen zijn ongegrond verklaard en staan in rechte vast.
4.Zie ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en 30 oktober 2023, ECLI:NL: RVS:2023:3988.
5.Zie pagina 16 van het verslag gehoor aanmeldfase.
6.Zie pagina 16 van het verslag gehoor aanmeldfase.
7.Zie pagina 12, 15 en 16 van het verslag gehoor aanmeldfase.
8.Zie pagina 2 en 3 van het voornemen.