ECLI:NL:RBDHA:2025:19483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
09/040392-25 en 09/197553-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in voorraad hebben van ketamine en voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne, MDMA en heroïne

Op 12 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het in voorraad hebben van ruim 160 kilo ketamine en voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne, MDMA en heroïne. De verdachte had toegang tot een opslagplaats waar een grote hoeveelheid ketamine was opgeslagen en was betrokken bij de administratie van de handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk ketamine in voorraad had en dat hij zich bezig hield met de handel in deze en andere verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 380 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de mogelijkheid om een stabiel leven op te bouwen. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen auto van de verdachte verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, de Geneesmiddelenwet en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Parketnummers: 09/040392-25 en 09/197553-25 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 12 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 mei 2025 (regie) en 29 augustus 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. A. Wijburg naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 09/040392-25 (hierna: dagvaarding I)
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 24 januari 2025 tot en met 6 februari 2025 te Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) anderen, althans alleen, meermaals, althans eenmaal, (telkens) al dan niet opzettelijk, zonder registratie zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet een werkzame stof, te weten ongeveer 171,59 kilogram ketamine, in elk geval een hoeveelheid van een materieel bevattende ketamine heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd dan wel in werkzame stoffen een groothandel gedreven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 24 januari 2025 tot en met 6 februari 2025 te Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) anderen, althans alleen, meermaals, althans eenmaal, (telkens) al dan niet opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld, in elk geval in voorraad heeft/hebben gehad, te weten 171,59 kilogram, althans een hoeveelheid, ketamine, bevattende de werkzame stof ketamine;
onder parketnummer 09/197553-25 (hierna: dagvaarding II)hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 augustus 2024 tot en met 6 februari 2025 te Leiden, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet (telkens) een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of (telkens) zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of (telkens) voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)(telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- één of meerdere telefoons voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt middels de communicatieapp Signal te communiceren met één of meer van zijn mededaders en/of kopers en/of leveranciers en/of
- (telefonische) afspraken heeft gemaakt met en/of besprekingen en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of te bewerken en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of berichten heeft verstuurd betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- afspraken heeft gemaakt over betalingen en/of vergoedingen voor het vervoeren en/of
- transport geregeld en/of laten regelen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder dagvaarding I (primair) en dagvaarding II tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van dagvaarding I primair vrijspraak van het tenlastegelegde (wegens de afwezigheid van wetenschap) bepleit, subsidiair zich op het standpunt gesteld dat het (primair) tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, maar slechts voor een hoeveelheid van 4996 gram ketamine, en meer subsidiair wederom vrijspraak van het tenlastegelegde (wegens de afwezigheid van bedrijfsmatig handelen) bepleit.
Met betrekking tot dagvaarding II heeft de raadsman betoogd dat het hieronder tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, maar slechts voor cocaïne.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft onder bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I
Het incident
Op 6 februari 2025 is de verdachte voor een garagebox in Katwijk staandegehouden, omdat bij een verbalisant het vermoeden was ontstaan dat in de garagebox verdovende middelen waren opgeslagen en de verdachte toegang tot de garagebox had. Tijdens deze staandehouding heeft de verdachte ontkend wat met de garagebox te maken te hebben. Wanneer uiteindelijk de garagebox door de politie wordt geopend, stuiten verbalisanten op meerdere dozen met daarin zakken met wit poeder. Daarnaast wordt in de auto van de verdachte dezelfde soort doos aangetroffen. Naderhand zijn de aangetroffen witte substanties door het NFI getest en is geconcludeerd dat deze witte substanties (vrijwel) zuivere ketamine betreffen.
Bij de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de verdachte verklaard dat hij de sleutel van de garagebox had en dat hij op het moment van de staandehouding een doos met ketamine in de garagebox moest plaatsen, maar dat hij verder geen weet had van de inhoud van de garagebox.
Opzettelijk in voorraad hebben
Uit artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) volgt dat overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet (Gnw) – zoals het al dan niet opzettelijk in voorraad hebben van ketamine, dat aan de verdachte ten laste is gelegd – een economisch delict is. Een dergelijk economische delict betreft ingevolge artikel 2 lid 1 WED een misdrijf voor zover dat delict opzettelijk is begaan. Voor bewezenverklaring van het opzettelijk in voorraad hebben van de ketamine in de garagebox dient te worden vastgesteld dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij zich op het moment van de staandehouding al ruim een half jaar met de handel in verdovende middelen bezighield. Dat was de reden waarom hij de sleutel van de garagebox had en daarin een doos ketamine moest plaatsen. Daarnaast bevat het dossier aanwijzingen dat de verdachte regelmatig de garagebox bezocht. Zo hebben meerdere buurtbewoners verklaard dat zij weleens eerder hebben gezien dat de verdachte, of een persoon met een signalement dat (sterk) op de verdachte aansluit, zich bij de garagebox ophield en met het verplaatsen van dozen bezig was. Ook maakte de telefoon van de verdachte vanaf 21 januari 2025 tot zijn staandehouding op 6 februari 2025 bijna dagelijks gebruik van een basisstation dat de locatie van de garagebox onder zijn bereik had. De verdachte heeft hierover verklaard dat er zich andere schuren in de omgeving bevonden die hij bezocht en dat hij niet de persoon is geweest die de buurtbewoners voorafgaand aan zijn staandehouding bij de garagebox hebben gezien, maar deze verklaring acht de rechtbank – met name gelet op de getuigenverklaringen die sterk in de richting de verdachte wijzen – onaannemelijk. Uit de Signal-berichten die in verdachtes telefoon zijn aangetroffen volgt verder dat hij op de dag van zijn staandehouding berichten heeft ontvangen die duiden op de handel in en opslag van de ketamine in de garagebox. Tot slot heeft de verdachte tijdens zijn confrontatie met de politie leugenachtig verklaard dat hij in de straat aanwezig was om een vriendin te bezoeken.
De bovenstaande feitelijke vaststellingen – in onderlinge samenhang bezien – brengen de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 6 februari 2025 toegang tot de garagebox had en dat hij, juist omdat hij zich bezig hield met de handel in ketamine, ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de garagebox als opslagplaats voor dozen ketamine werd gebruikt. De ketamine in de garagebox bevond zich dan ook in de machtssfeer van de verdachte en de verdachte had daar wetenschap van, waardoor de verdachte de ketamine opzettelijk in voorraad heeft gehad.
Bedrijfsmatig karakter
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat een bewezenverklaring van artikel 38 Gnw slechts kan volgen, indien van bedrijfsmatig handelen is gebleken. De rechtbank overweegt hierover dat in de garagebox een enorme hoeveelheid ketamine – met een straatwaarde van meer dan drie miljoen euro – is aangetroffen, dat deze ketamine in het kader van drugshandel voor distributie bestemd was en dat deze distributie in het verleden door de verdachte administratief werd bijgehouden. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het in voorraad hebben van de ketamine in dit geval als bedrijfsmatig handelen kan worden aangemerkt.
Bevoegdheidsbeoordeling
Aan de verdachte was geen registratie zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet verleend, waardoor hij niet bevoegd was om (bedrijfsmatig) ketamine in voorraad te hebben.
Productbeoordeling
De raadsman heeft aangevoerd dat slechts een hoeveelheid van 4996 gram ketamine door de IGJ als werkzame stof in de zin van de Geneesmiddelenwet is aangemerkt en het in voorraad hebben van een grotere hoeveelheid daarom niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank oordeelt anders. Het NFI heeft twaalf verschillende monsters getest, met telkens als resultaat dat van (vrijwel) zuivere ketamine HCl sprake is. De monsters zijn dus zo goed als identiek aan elkaar. De rechtbank leidt daarom uit het gegeven dat de IGJ één monster (van de twaalf) als werkzame stof in de zin van de Geneesmiddelenwet heeft aangemerkt af dat ook de overige, identieke monsters als zodanig kunnen worden aangemerkt. Omdat is vastgesteld dat de aangetroffen ketamine een nettogewicht van 164,3 kilogram heeft, zal de rechtbank de bewezenverklaring tot die hoeveelheid beperken.
Pleegperiode
Uit het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid welke precieze hoeveelheid ketamine zich in de periode voorafgaand aan 6 februari 2025 in de garagebox heeft bevonden. Daarom zal de rechtbank 6 februari 2025 – en niet een langere pleegperiode – als pleegdatum aanmerken.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd, omdat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en contactpersoon “ [bijnaam] ”. Uit de verklaring van de verdachte en de op zijn telefoon aangetroffen berichten blijkt namelijk dat de verdachte bij zijn handelen door [bijnaam] is aangestuurd.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen verklaren.
Dagvaarding II
Inhoud telefoon
Op de telefoon van de verdachte zijn notities en (Signal-)berichten aangetroffen, gedateerd vanaf 14 augustus 2024 en daarna, die verband houden met (de voorbereiding van) de handel in verdovende middelen. Hierin gaat het onder meer over “ket”, “blokken”, “M” en “bruin”.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de verdachte verklaard dat hij sinds de zomer van 2024 in de drugshandel verwikkeld was, dat dit voornamelijk ging om het voeren van administratie voor anderen en dat het hierbij slechts om cocaïne en ketamine ging. Dat het ook om MDMA (“M”) en heroïne (“bruin” of “doeroe”) zou gaan, wordt door de verdachte ontkend: “M” staat volgens hem voor “mix” – een vorm van ketamine – en “bruin” verwijst naar de bruine dozen waarin de ketamine wordt vervoerd en geleverd.
Voorbereidingshandelingen cocaïne, MDMA en heroïne
De rechtbank acht de uitleg van de verdachte onaannemelijk. Het is een feit van algemene bekendheid, en zo is het ook door de politie omschreven, dat “M” en “bruin” of “doeroe” synoniemen voor respectievelijk MDMA en heroïne zijn, terwijl in de notities valt te lezen dat “mix” of “(bruine) dozen” met regelmaat voluit wordt geschreven. Er wordt met andere woorden in de notities dus onderscheid tussen een en ander gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de hand van de aangetroffen notities en de (Signal-) berichten kan worden vastgesteld dat de verdachte niet slechts bij de handel in cocaïne, maar ook bij de handel in MDMA en heroïne betrokken is geweest.
Medeplegen
De rechtbank is ook bij dit feit van oordeel dat de verdachte het in vereniging heeft gepleegd, omdat de verdachte bij zijn handelen wederom door [bijnaam] is aangestuurd en er hierdoor sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [bijnaam] .
Concluderend zal de rechtbank ook dit feit bewezen verklaren.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder dagvaarding I (primair) en dagvaarding II ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I
hij op 6 februari 2025 te Katwijk, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, zonder registratie zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet een werkzame stof, te weten
164,3kilogram ketamine in voorraad heeft gehad;
dagvaarding II
hij op tijdstippen in de periode van 14 augustus 2024 tot en met 6 februari 2025 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een hoeveelheden cocaïne en heroïne en MDMA, zijnde cocaïne en heroïne en MDMA
,telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
¸telkens middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- één of meerdere telefoons voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt middels de communicatieapp Signal te communiceren met één of meer van zijn mededaders en/of kopers en/of leveranciers en/of
- (telefonische) afspraken heeft gemaakt met en/of besprekingen en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of te bewerken en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of berichten heeft verstuurd betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- afspraken heeft gemaakt over betalingen en/of vergoedingen voor het vervoeren en/of
- transport geregeld en/of laten regelen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een veroordeling een taakstraf van aanzienlijke duur, gecombineerd met een voorwaardelijke straf en/of nog een taakstraf met bijzondere voorwaarden, op te leggen. Daarnaast is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) het in voorraad hebben van ruim 160 kilo ketamine en voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne, MDMA en heroïne. Door deze verdovende middelen te vervoeren of hiervoor de administratie te voeren, heeft de verdachte zich in een periode van nog geen half jaar met de handel van honderden kilo’s aan verdovende middelen ingelaten. De grootschalige handel in verdovende middelen heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaan in deze handel grote sommen geld om, waardoor de financiële belangen van de daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld vaak niet geschuwd. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot deze drugshandel. Van de georganiseerde drugshandel gaat bovendien in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, zoals het omkopen van douanebeambten of haven- of transportmedewerkers. Boven- en onderwereld raken zodoende steeds meer met elkaar vermengd. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Verder is het algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten, zoals winkeldiefstallen, woninginbraken of straatoverlast, terug is te leiden tot drugsgebruikers die met verslavingsproblematiek kampen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 30 juni 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 6 februari 2025 en 24 juni 2025 die over de verdachte zijn uitgebracht. Volgens de reclassering ervaart de verdachte stabiliteit in bijna al zijn levensomstandigheden en bevindt hij zich in een mogelijke tweesplitsing, waarbij hij de keuze heeft tussen het nastreven van maatschappelijk geaccepteerde doelen of het (verder)gaan in de criminaliteit. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte het volwassenenstrafrecht toe te passen en hem een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod) op te leggen.
Verder is tijdens de inhoudelijke behandeling gebleken dat de verdachte komend jaar het laatste studiejaar van zijn mbo-opleiding wil afronden, dat hij daarna een hbo-opleiding wil volgen, dat hij momenteel een bijbaan naast zijn studie heeft en dat hij zijn contact met de reclassering als positief ervaart.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten meerderjarig en de reclassering heeft negatief geadviseerd over toepassing van het jeugdstrafrecht. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de strafoplegging, in plaats van het volwassenenstrafrecht, het jeugdstrafrecht toe te passen.
Straf
Voor betrokkenheid bij de handel in tientallen kilo’s drugs worden doorgaans forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. De rechtbank ziet echter aanleiding om hier in dit geval van af te zien. De verdachte had bij het plegen van de strafbare feiten een ondergeschikte rol, is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld en heeft – gelet op zijn jeugdige leeftijd en zijn studie – nog de mogelijkheid om een stabiel leven buiten de drugscriminaliteit op te bouwen. Deze omstandigheden vormen voor de rechtbank reden om de verdachte een (laatste) kans te gunnen om een delictvrije toekomst na te streven en daarom zal de rechtbank niet een straf opleggen die toekomstige vrijheidsbeneming van de verdachte met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 380 dagen, met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uur passend en geboden. Effectief komt deze straf erop neer dat de verdachte een taakstraf van 240 uur zal moeten uitvoeren en dat hem drie jaar lang een gevangenisstraf van een jaar boven het hoofd zal hangen. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank kiest hierbij voor een proeftijd van drie jaar, omdat sprake is van een jeugdige verdachte die naar het oordeel van de rechtbank bij langdurige begeleiding gebaat is en omdat drugsdelinquenten over het algemeen zich moeizaam aan het drugsmilieu kunnen ontworstelen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp, te weten een personenauto van de verdachte, zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten een personenauto van de verdachte, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 38 van de Geneesmiddelenwet;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder dagvaarding I (primair) en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder dagvaarding I (primair) en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
ten aanzien van dagvaarding II:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
380 (DRIEHONDERDTACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, adres [adres 2] , op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
Ambulante behandeling
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen door of namens die zorginstelling aan te geven;
Contactverbod
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met zijn medepleger, uit het strafdossier bekend als “ [bijnaam] ”, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 15 (vijftien) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK personenauto.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.R.F. van Engelen, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2025.