ECLI:NL:RBDHA:2025:19466
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV over Wajong-uitkering en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van een Wajong-uitkering. Eiser had in eerste instantie geen recht op de uitkering per 18 maart 2021, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 7 oktober 2021. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 28 maart 2023 verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde het primaire besluit. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de beroepsfase heeft de rechtbank een onafhankelijke deskundige benoemd, maar het rapport van deze deskundige werd niet als onderdeel van het procesdossier beschouwd vanwege partijdigheid. Een nieuwe deskundige, drs. B.A.G. van Dijk, werd benoemd en concludeerde dat eiser arbeidsvermogen had. De rechtbank oordeelde dat het geschil zich enkel richtte op de proceskostenveroordeling, aangezien eiser geen opmerkingen had op het deskundigenrapport. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gebrek in de besluitvorming, maar dat eiser niet benadeeld was door dit gebrek, waardoor het bestreden besluit in stand kon blijven.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 4.136,94, en heeft ook bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoed moest worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.