ECLI:NL:RBDHA:2025:19462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
24.42573 en 24.42574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Ethiopische eisers op basis van geloofwaardigheid en politieke vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 14 oktober 2025, worden de asielaanvragen van twee Ethiopische eisers behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie de aanvragen terecht heeft afgewezen. De eisers, afkomstig uit de Amhara bevolkingsgroep, hebben hun aanvragen ingediend op basis van politieke vervolging en mishandeling in hun thuisland. De rechtbank stelt vast dat de minister in eerste instantie de afwijzingen onvoldoende heeft gemotiveerd, maar dat de aanvullende motivering tijdens de beroepsprocedure voldoende is om de afwijzingen in stand te houden. De rechtbank concludeert dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging door de Ethiopische autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de minister de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers terecht in twijfel heeft getrokken, onder andere omdat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de asielaanvragen van de eisers ongegrond blijven. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.42573 en NL24.42574

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser en

[eiseres], V-nummer [nummer], eiseres
hierna tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, minister

(gemachtigde: mr. M. van der Lubbe).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. [1] Eisers zijn het hiermee niet eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzingen van de aanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzingen van de asielaanvragen in stand kunnen blijven. De minister heeft echter in eerste instantie de afwijzingen onvoldoende gemotiveerd. Daardoor zijn de beroepen gegrond. De (rechtsgevolgen van de) afwijzingen van de asielaanvragen kunnen evenwel in stand blijven, omdat de minister tijdens de beroepsprocedure de motivering heeft aangevuld. Dit betekent dat ondanks dat de beroepen gegrond zijn, de beroepen niet leiden tot een ander resultaat. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 staan de asielrelazen van eisers. Onder 4 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de bestreden besluiten. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 5. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of de minister de aanvragen van eisers terecht heeft afgewezen. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eisers hebben op 25 oktober 2023 ieder afzonderlijk een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eisers stellen van Ethiopische nationaliteit te zijn en tot de Amhara bevolkingsgroep te behoren. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1995 en eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. De minister heeft met de besluiten van 24 oktober 2024 (bestreden besluiten) de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
2.2.
De minister heeft met een brief van 16 april 2025 de motivering van de bestreden besluiten aangevuld.
2.3.
Eisers hebben op verzoek van de rechtbank aanvullende beroepsgronden ingediend.
2.4.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 augustus 2025 gevoegd op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en tolk G. Ogbamichael. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het asielrelaas

Eiser
3. Eiser is al vanaf jonge leeftijd in politiek geïnteresseerd. Vanwege het feit dat hij geïnteresseerd is in politiek nam hij deel aan studentenactiviteiten die met politiek te maken hadden. Ergens in juli 2016 is eiser samen met vele andere studenten aangehouden en gearresteerd, omdat ze zouden gaan staken vanwege het feit dat de Ethiopische autoriteiten kolonel Demeke Zewdu hadden aangehouden. Eiser heeft drie dagen vastgezeten. De daaropvolgende jaren bleef eiser verschillende humanitaire en politieke activiteiten verrichten die met het Amhara volk te maken hadden. Eiser kreeg veel berichten en waarschuwingen via de telefoon inhoudende dat hij met zijn activiteiten moest stoppen. In juni 2019 is zijn vader in het grensdorp Konte gedood. Eiser gelooft dat zijn vader is vermoord vanwege eisers activiteiten. Eiser heeft geprobeerd om aangifte te doen, maar er werd tegen hem gezegd dat hij al vaker was gewaarschuwd en dat het nog meer levens zou kosten als hij er niet mee ophield. Eind juni 2019 werden eiser en andere studenten op de universiteit nogmaals op de campus aangehouden en gearresteerd, ditmaal vanwege verdenking van meedoen aan een coup. Eiser heeft een week in detentie gezeten. In 2019 is eiser afgestudeerd. Na zijn studie besloot eiser zijn politieke en ander activiteiten neer te leggen en zich te richten op zijn carrière. Hij vond als design engineer een baan bij een bedrijf in het dorp Chefe Donsa, waar hij boeren ging helpen met oogsten. In januari 2020 kreeg hij weer contact met zijn medestudenten van de universiteit. Ze zeiden tegen hem dat ze een politieke partij (beweging) wilden oprichten en leden zochten. Zodoende was eiser betrokken bij de oprichting van de Amhara Youth Movement (AYM). De beweging bestond uit acht leden. Zijn rol binnen het team was om jonge kinderen die hun ouders hadden verloren of wier ouders in de gevangenis zaten naar school te sturen en te helpen met school. Ook bij de politieke activiteiten had eiser een rol. Voornamelijk mensen bewust maken en pamfletten schijven en verspreiden. In juli 2023 werd eiser voor de derde keer aangehouden en gearresteerd op verdenking dat hij de Amhara jeugd in de buurt in beweging wilde brengen. Hij werd alleen opgepakt en meegenomen. Hij heeft vijf dagen vastgezeten in een detentiecentrum en werd toen weer vrijgelaten. In augustus 2023 kreeg eiser een visum. Op 8 september 2023 is hij naar Nederland gereisd om zijn vriendin, eiseres, te bezoeken. Eenmaal in Nederland kreeg hij van de vicevoorzitter van de AYM een sms-berichtje dat de andere leden van de AYM bij een inval zijn gearresteerd. Eiser weet niet waar de vicevoorzitter zich bevindt. Eiser heeft hem niet meer gesproken. De politie heeft ook zijn oma mishandeld en het huis doorzocht op zoek naar eiser. Op basis hiervan vreest eiser bij terugkeer naar Ethiopië te worden opgepakt of erger. Daarom heeft eiser op 25 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend.
3.1.
In 2025 heeft eiser in Nederland een Facebookaccount aangemaakt. Hij was op zoek naar zijn vrienden. Niemand weet wat er met hen is gebeurd en waar ze zijn. Dit was voor eiser reden om een stem voor hen te zijn. Als hij berichten plaatst op Facebook noemt hij ook Amnesty International en soortgelijke organisaties, zodat dit probleem wereldwijd bekend wordt. Eiser uit op Facebook ook kritiek op Abiy Ahmed, de leider van Ethiopië, en Lideto Ayalew, een bekend politicus. Eiser had na twee maanden al meer dan 1.300 volgers. In februari 2025 heeft hij via Facebook een bedreiging ontvangen. Na die bedreiging is hij vanwege de schrik niet doorgegaan met het plaatsen van berichten op Facebook. Verder neemt eiser in Nederland deel aan een Amhara groep, hij is lid van de Amhara Vereniging in Nederland. Hij neemt af en toe – onder zijn eigen naam – deel aan Zoomvergaderingen. Eiser denkt dat er van de 200 of 300 mensen die deelnemen aan die vergaderingen, er 2 of 3 mensen zijn die spioneren voor de Ethiopische overheid. Op basis hiervan vreest eiser bij terugkeer naar Ethiopië te worden vervolgd.
Eiseres
3.2.
Eiseres is assistent-docent op de universiteit in Addis Abeba geweest. In februari2020 is zij voor haar werk naar een training gegaan. Daar is zij samen met haar vriendin [naam] in discussie geraakt, waarbij zij tegenover twee mannen haar bevolkingsgroep, de Amhara, heeft verdedigd. Eiseres hoorde daarna van een man genaamd dr. Sisay, dat die twee mannen bij de geheime dienst werken. Als gevolg van de discussie is eiseres later op de trainingslocatie verkracht door [naam], één van de eerdergenoemde twee mannen. Na deze gebeurtenis heeft eiseres langere tijd thuis gezeten. In die periode is ze meerdere keren gebeld door verschillende onbekende nummers, maar ze heeft niet opgenomen. In oktober 2020 is eiseres voor het eerst weer naar de universiteit teruggegaan. Eiseres heeft met haar vriendin [naam] een onderzoeksproject opgestart om onderzoek te doen naar vrouwen die (seksueel) mishandeld waren op de universiteit. In dat kader hebben ze hun eigen verhaal opgeschreven en er een onderzoeksproject van gemaakt. Het verhaal werd anoniem gedeeld. Op 27 april 2021 is eiseres ontvoerd door drie mannen, waaronder [naam]. Eiseres werd in een auto meegenomen naar een onbekende locatie. Haar neus en mond werden afgedekt met een doek, waardoor zij het bewustzijn verloor. Eiseres weet niet wat er daarna is gebeurd. Toen ze wakker werd, zat ze weer in de auto. Haar lichaam voelde pijnlijk en ze had hoofdpijn. De mannen in de auto zeiden dat zij en haar vriendin stil moesten blijven, omdat het anders erger zou aflopen. Eiseres werd vervolgens uit de auto gezet. Een of twee maanden later heeft eiseres een studiebeurs ontvangen. In september 2021 heeft eiseres haar land van herkomst verlaten en is zij naar Nederland gekomen op basis van een studievisum. In Nederland heeft ze tot augustus 2022 gestudeerd. Daarna heeft ze geprobeerd werk te vinden in haar werkgebied. Dit is niet gelukt en daarom verliep haar reguliere verblijfsrecht. Eiseres kon echter ook niet terug naar Ethiopië gelet op wat ze heeft meegemaakt. Ze heeft daarom op 25 oktober 2023 een asielaanvraag ingediend.
3.3.
In juli 2023 is eiseres lid geworden van een Amhara groep in Nederland. Tegenwoordig is eiseres weer actief op Facebook. Het account staat op haar eigen naam met profielfoto en ze heeft meer dan 1.000 volgers. Ze spreekt zich online uit tegen de onderdrukking van vrouwen. Eiseres denkt niet dat ze op dit moment wordt gemonitord door de Ethiopische autoriteiten. Ze heeft geen bedreigingen gehad omdat ze in Nederland is. De Amhara groep heeft in Nederland eenmalig een inzamelingsactie gehouden voor familie van een vermoord lid van de Fano. Eiseres heeft toen via een derde geld gegeven. Eiseres is twee keer naar een bijeenkomst geweest van de vereniging en heeft een aantal keer een Zoomvergadering bijgewoond. Eiseres gebruikt haar eigen naam via Zoom. Op basis van deze activiteiten vreest eiseres bij terugkeer naar Ethiopië te worden vervolgd.

De bestreden besluiten en de aanvullende motivering

Eiser
4. De minister heeft zich in het besluit van 24 oktober 2024 op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser uit twee asielmotieven bestaat:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de problemen vanwege werkzaamheden voor de AYM.
4.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister acht de problemen vanwege de werkzaamheden voor de AYM niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiser zijn verklaringen hierover niet onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen. Daar komt bij dat eiser volgens de minister niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Hij heeft immers onvoldoende documenten overgelegd en heeft daarvoor geen goede verklaring. Daar komt bij dat de verklaringen van eiser over de documenten die hij wel heeft overgelegd tegenstrijdig zijn. Bovendien heeft eiser de moord op zijn vader niet met documenten onderbouwd. De stukken die eiser wel heeft overgelegd, onderbouwen zijn relaas niet. De minister heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser ook niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. De verklaringen van eiser vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. De minister acht hiervoor van belang dat eiser is gearresteerd en vrijgelaten en kort daarna legaal het land kon verlaten. Hierdoor acht de minister de detenties ook niet geloofwaardig. Ook acht de minister het ongerijmd dat eiser geen contact heeft gezocht met zijn vrienden na hun vermeende arrestatie. Verder is het volgens de minister ongerijmd dat de moord op de vader van eiser een signaal was om hem onder druk te zetten. Aangezien de minister de activiteiten van eiser voor de AYM ongeloofwaardig acht, is volgens de minister evenmin aannemelijk dat eiser vanwege activiteiten voor de AYM in verband wordt gebracht met Fano.
4.2.
De minister heeft vervolgens aan de hand van de geloofwaardig bevonden asielmotieven beoordeeld of eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Volgens de minister is dat niet het geval. Het feit dat eiser uit Ethiopië komt en tot de Amhara bevolkingsgroep behoort, is op zichzelf niet genoeg om een risico op ernstige schade aan te nemen. Eiser komt daarom niet voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 in aanmerking. De minister heeft de aanvraag als ongegrond afgewezen. De minister heeft verder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
4.3.
De minister heeft met een brief van 16 april 2025 de motivering van de afwijzing aangevuld. Hierin heeft de minister vastgesteld dat bij eiser sprake is van een politieke overtuiging. De minister stelt zich echter op het standpunt dat niet aannemelijk is dat eiser in Ethiopië zal worden beschouwd als iemand die een significante bijdrage levert aan een oppositie die zo ver gaat dat hij om die reden heeft te vrezen voor vervolging door de Ethiopische autoriteiten. De minister acht hiervoor van belang dat de door eiser gestelde drie kortdurende detenties niet geloofwaardig worden geacht. Maar zelfs als deze detenties wel geloofwaardig zouden zijn, is volgens de minister niet gebleken dat deze voortkwamen uit een voor eiser persoonlijk en individueel kenmerkende risicoprofiel. Volgens de minister heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij als individu zodanig in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond, dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op herhaalde detentie of andere vormen van vervolging. Verder is volgens de minister van belang dat de activiteiten van eiser in Nederland marginaal zijn. Deze activiteiten plaatsen eiser niet op de prominente voorgrond. Zo is op geen enkele wijze aangetoond dat eiser vanwege deelname aan de activiteiten van de Amhara groep in Nederland in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten is komen te staan. Verder heeft eiser volgens de minister onvoldoende onderbouwd waarom de autoriteiten in hem persoonlijk geïnteresseerd zouden zijn en zijn Facebook-profiel zouden monitoren. Zijn social media activiteiten zijn marginaal, zijn bereik is niet groot en niet is gebleken dat hij door deze activiteiten in de negatieve aandacht van de Ethiopische regering is komen te staan. Verder geven de activiteiten van eiser geen blijk van een sterke politieke overtuiging. Hij heeft slechts marginale politieke activiteiten verricht in Nederland. De minister acht het daarom onaannemelijk dat eiser bij terugkeer politieke activiteiten zal verrichten.
Eiseres
4.4.
De minister heeft zich in het besluit van 24 oktober 2024 op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiseres uit drie asielmotieven bestaat:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de problemen met de geheime dienst;
  • de deelname aan de Amhara groep in Nederland.
4.5.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De minister acht ook de deelname van eiseres aan de Amhara groep in Nederland geloofwaardig. De minister acht de problemen van eiseres met de geheime dienst niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiseres haar verklaringen hierover niet onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen. Daar komt bij dat eiseres volgens de minister niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Volgens de minister vormen de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel. De minister acht hiervoor van belang dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij problemen heeft met de geheime dienst. Bovendien zijn volgens de minister de verklaringen over de aanleiding van de ontvoering niet aannemelijk. Ook acht de minister de verklaringen over de vervolging door de geheime dienst onlogisch. Verder heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Zij heeft immers haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en heeft volgens de minister hiervoor geen goede reden.
4.6.
De minister heeft vervolgens aan de hand van de geloofwaardig bevonden asielmotieven beoordeeld of eiseres een gegronde vrees heeft voor vervolging. Weliswaar acht de minister de verkrachting in februari 2020 geloofwaardig, maar dit was een eenmalige gebeurtenis en niet is gebleken dat haar dit bij terugkeer weer gaat overkomen. Hiervoor acht de minister van belang dat eiseres hierna nog 1,5 jaar in Ethiopië heeft verbleven zonder problemen. Bovendien was de verkrachting niet de directe reden voor vertrek voor eiseres. Ten slotte is op geen enkele manier gebleken dat deze verkrachting is te linken aan de autoriteiten. Verder heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde vrees heeft als gevolg van haar deelname aan de Amhara groep in Nederland. Eiseres heeft zelf niet aangegeven dat zij vanwege deze activiteiten te vrezen heeft. Bovendien is op geen enkele manier gebleken dat de Ethiopische autoriteiten op de hoogte zijn van haar deelname aan deze groep. Volgens de minister komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
4.7.
De minister heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de omstandigheden dat eiseres uit Ethiopië komt en tot de Amhara bevolkingsgroep behoort, op zichzelf niet genoeg zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen. Eiseres komt daarom niet voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in aanmerking. De minister heeft daarom de aanvraag als ongegrond afgewezen. De minister heeft verder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd.
4.8.
De minister heeft met een brief van 16 april 2025 de motivering van de afwijzing aangevuld. Hierin heeft de minister vastgesteld dat bij eiseres sprake is van een politieke overtuiging. De minister stelt zich echter op het standpunt dat niet aannemelijk is dat eiseres in Ethiopië zal worden beschouwd als iemand die een significante bijdrage levert aan een oppositie die zo ver gaat dat zij om die reden heeft te vrezen voor vervolging door de Ethiopische autoriteiten. Hiervoor acht de minister van belang dat haar activiteiten in Nederland marginaal zijn en ze haar niet op de prominente voorgrond plaatsen. Eiseres heeft namelijk niet aangetoond dat zij vanwege haar deelname aan bijeenkomsten van de Amhara groep in Nederland in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten is komen te staan. Weliswaar heeft eiseres indirect eenmalig financiële steun gegeven aan een familie van een Fano-lid, maar de minister ziet niet in hoe dit ervoor zorgt dat zij hierdoor in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Niet zij, maar een derde heeft immers het geld overgemaakt. Verder heeft de minister het gestelde Facebook-account van eiseres en haar sociale media activiteiten niet gevonden op het internet. Deze kunnen daarom niet inhoudelijk worden beoordeeld. Eiseres heeft bovendien verklaard dat ze niet verwacht dat ze hierdoor gemonitord wordt door de autoriteiten. De minister acht het ook niet aannemelijk dat zij hierdoor wordt gemonitord, omdat eiseres zich naar eigen zeggen uitspreekt over vrouwenonderdrukking, verkrachting en mishandeling en hiermee geen significante kritiek heeft op de Ethiopische autoriteiten. Verder geven de activiteiten van eiseres geen blijk van een sterke politieke overtuiging. Zij heeft enkel marginale politieke activiteiten verricht in Nederland. De minister acht het daarom onaannemelijk dat eiseres bij terugkeer politieke activiteiten zal verrichten.

De beoordeling door de rechtbank

Vooropgesteld
5. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd, de beroepen in zoverre gegrond zijn en de bestreden besluiten moeten worden vernietigd. De minister stelt zich echter op het standpunt dat door de aanvullende motivering in beroep de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand kunnen blijven. Eisers zijn het hiermee niet eens. Zij stellen zich op het standpunt dat de minister de asielaanvragen niet heeft kunnen afwijzen. Zij hebben een aantal beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt hierna deze beroepsgronden.
Heeft de minister het juiste beleid toegepast?
5.1.
Eisers betogen dat de minister een onjuiste geloofwaardigheidsbeoordeling heeft toegepast. De asielaanvragen van eisers dateren immers van voor 1 juli 2024. Dit betekent dat de minister het beleid had moeten toepassen dat tot die datum gold. Nu de minister dit niet heeft gedaan, is volgens eisers sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Immers, in het nieuwe beleid wordt meer waarde gehecht aan het al dan niet overleggen van documenten. Door de wijziging van beleid hebben eisers zich hierop niet kunnen voorbereiden toen zij Ethiopië verlieten. Als zij dit hadden geweten, hadden zij toen geprobeerd documenten mee te nemen. Bovendien wordt de informatie over het land van herkomst (landeninformatie) in het nieuwe beleid niet op dezelfde manier betrokken als bij het oude beleid. In dit kader verwijzen eisers naar de beoordeling van hun asielrelazen. De minister heeft daarbij gesteld dat het feit dat hun verklaringen passen bij de landeninformatie over Ethiopië, het individuele relaas van eisers niet onderbouwen. Volgens eisers zou dit onder het oude beleid anders zijn geweest. Deze wijziging is dus in hun nadeel en daardoor in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
5.1.1.
De minister betoogt dat in het bestuursrecht de hoofdregel geldt dat het beleid dat ten tijde van het nemen van het besluit geldt, wordt toegepast. Dit betekent dat de minister terecht het beleid dat vanaf 1 juli 2024 geldt, heeft toegepast. Volgens de minister is geen sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Weliswaar is in het nieuwe beleid het overleggen van documenten meer op de voorgrond geplaatst, maar ook in het oude beleid speelden deze al een grote rol. Daar komt bij dat een beoordeling overeenkomstig het beleid dat tot 1 juli 2024 gold, niet tot een ander resultaat zou hebben geleid. De stelling van eisers dat de landeninformatie onder het nieuwe beleid anders dan voorheen wordt toegepast, is onjuist. De wijziging van het beleid gaat daar niet over.
5.1.2.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. Bij het nemen van besluiten geldt in principe het uitgangspunt dat het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. De rechtbank ziet in wat eisers aanvoeren geen grond voor de conclusie dat sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Eisers betogen dat het gewijzigde belang van de documenten bij de beoordeling van de asielaanvragen voor hen niet voorzienbaar was toen zij Ethiopië verlieten. Echter, toen eisers Ethiopië verlieten, hadden zij nog geen intentie om in Nederland asiel aan te vragen. Er bestaat daarom geen feitelijke grondslag voor dit betoog. Evenmin ziet de rechtbank in wat eisers aanvoeren over de wijze van betrekken van landeninformatie bij de beoordeling van de geloofwaardigheid, een grondslag voor strijd met het rechtszekerheid. Hiervoor acht de rechtbank allereerst van belang dat in het nieuwe beleid, anders dan eisers stellen, niets staat over een gewijzigde manier van betrekken van de landeninformatie bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. Daar komt bij dat de minister weliswaar aan eisers heeft tegengeworpen dat de landeninformatie de asielmotieven van eisers niet onderbouwen, maar de minister heeft in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling meer tegengeworpen aan eisers, zoals hierna blijkt. Bovendien is niet gebleken dat de minister de landeninformatie in het geheel niet heeft betrokken bij de beoordeling. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling onder het beleid dat tot 1 juli 2024 gold, tot andere beslissingen zouden hebben geleid. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is dan ook geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het nieuwe beleid in strijd met het internationale recht?
5.2.
Eisers betogen dat de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het internationale recht. Er wordt ten onrechte te veel waarde gehecht aan het kunnen overleggen van documenten. Er kan niet van eisers worden verlangd dat zij alle asielmotieven bewijzen. Ook asielmotieven die niet met documenten worden onderbouwd, kunnen immers geloofwaardig zijn zonder dat moet worden overgegaan tot het bieden van voordeel van de twijfel. Bovendien wordt ten onrechte geen of veel minder waarde dan voorheen gehecht aan de informatie over het land van herkomst.
5.2.1.
De minister betoogt dat het klopt dat het kunnen overleggen van documenten in het nieuwe beleid meer op de voorgrond staat, maar het kunnen overleggen van documenten speelde ook al in het oude beleid een prominente rol. Het is volgens de minister niet zo dat als een vreemdeling geen documenten kan overleggen, de verklaringen zonder meer ongeloofwaardig zijn. In dat geval wordt immers getoetst aan de onderdelen van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000. Weliswaar staat in WI 2024/6 dat als een vreemdeling geen documenten kan overleggen en aan één of meer van deze onderdelen niet is voldaan, de verklaring ongeloofwaardig wordt geacht, maar dit wordt nu zo niet uitgevoerd in de praktijk. Er wordt geen strikte toepassing meer gegeven aan WI 2024/6 en het beleid zoals is neergelegd in paragraaf C1/4.3.2 van de Vc 2000 [2] . Wanneer niet aan alle vijf de voorwaarden is voldaan, betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat niet meer het voordeel van de twijfel wordt gegeven. Er wordt gekeken naar het geheel van verklaringen en documenten. In zoverre is ook sprake van een integrale beoordeling. Waarschijnlijk wordt het beleid in de toekomst ook aangepast. In het geval van eisers is ook niet volstaan met de constatering dat zij geen documenten hebben overgelegd en aan slechts één van de onderdelen van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000. Bij de beoordeling van de verklaringen van eisers is gekeken naar het geheel van verklaringen. Wat betreft hetgeen eisers aanvoeren over de landeninformatie verwijst de minister wat hij hier eerder over heeft aangevoerd. [3]
5.2.2.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. Hiervoor acht de rechtbank het volgende van belang. Allereerst mist het betoog van eisers dat van vreemdelingen wordt verlangd dat zij alle asielmotieven bewijzen, feitelijke grondslag. In WI 2024/6 staat immers dat als een vreemdeling zijn asielmotief niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve bewijsstukken, het asielrelaas geloofwaardig kan worden geacht als de vreemdeling voldoet aan de vijf onderdelen van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000. Hieruit volgt dus dat niet wordt verlangd dat een vreemdeling alle asielmotieven bewijst. Voor zover eisers betogen dat de vermelding in WI 2024/6 inhoudende dat als een vreemdeling zijn asielmotief niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve bewijsstukken, het asielrelaas niet geloofwaardig is als de vreemdeling niet voldoet aan één of meer onderdelen van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000, in strijd is met artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn [4] , kan dit betoog niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. De minister heeft immers tijdens de zitting toegelicht dat er ondertussen sprake is van een vaste gedragslijn waarbij ten gunste van de vreemdeling wordt afgeweken van deze passage in WI 2024/6. Deze vaste gedragslijn is volgens de minister ook toegepast bij de beoordeling van de asielaanvragen van eisers. De rechtbank volgt dit. Uit de bestreden besluiten volgt immers dat meerdere onderdelen van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 zijn beoordeeld. Hieruit volgt dus al dat de voornoemde passage in WI 2024/6 niet strikt is toegepast, maar de (nieuwe) vaste gedragslijn is gehanteerd. Bovendien heeft de minister tijdens de zitting erkend dat de enkele omstandigheid dat eiser niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, onderdeel b, van de Vw 2000 en eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, onderdeel d, van de Vw 2000, niet zonder meer maakt dat hun verklaringen niet geloofwaardig kunnen zijn. Nu de bestreden besluiten tot stand zijn gekomen met toepassing deze vaste gedragslijn in afwijking van de voornoemde vermelding in WI 2024/6, kan het betoog van eisers niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. Voor zover eisers betogen dat de minister in het beleid minder waarde hecht aan de informatie over de landen van herkomst, verwijst de rechtbank naar wat zij heeft overwogen in 5.1.2.
Heeft de minister de verklaringen van eiser ongeloofwaardig kunnen achten?
5.3.
Eiser betoogt dat de minister ten onrechte heeft bepaald dat hij niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b en c, van de Vw 2000. Ten aanzien van onderdeel b geldt dat hij niet meer documenten heeft kunnen overleggen. Toen hij Ethiopië verliet, was hij niet van plan om een asielaanvraag in te dienen. Er bestond dus geen aanleiding om documenten mee te nemen. Ten tijde van de asielaanvraag waren de overige leden van de AYM gedetineerd dan wel gevlucht. Als gevolg hiervan kan hij ook niet meer aan documenten komen. Eiser heeft documenten en foto’s overgelegd. De minister heeft hieraan ten onrechte geen waarde gehecht. Verder heeft eiser geen tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het ontbreken van de documenten. Ten aanzien van onderdeel c geldt dat zijn verklaringen wel logisch en samenhangend zijn. Bovendien passen de verklaringen in het algemene beeld van Ethiopië. Eiser heeft Ethiopië waarschijnlijk legaal kunnen uitreizen, omdat hij niet is veroordeeld en er geen sprake is van een uitreisverbod. Verder werpt de minister ten onrechte tegen dat hij geen contact heeft proberen te krijgen met de overige leden. Een deel van de leden is gedetineerd. Met de andere leden durft eiser geen contact op te nemen, omdat hij vreest dat hij dan zal worden opgespoord door de Ethiopische autoriteiten. Hij durft hiervoor ook niet zijn tante en indirect zijn oma te benaderen. Dit is levensgevaarlijk voor hen. Dat de vader van eiser is vermoord om druk op eiser uit te oefenen is in lijn met algemene informatie over Ethiopië. Eiser verwijst naar pagina 57 van het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van januari 2024.
5.3.1.
De minister verwijst naar het voornemen en het bestreden besluit. Hierin is volgens de minister al uitvoerig ingegaan op wat eiser in beroep aanvoert.
5.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Hiervoor acht de rechtbank allereerst van belang dat eiser geen documenten van of over de AYM heeft overgelegd en geen enkele aantoonbare poging heeft ondernomen om deze stukken te verkrijgen. Zelfs niet nadat eiser tijdens de asielprocedure op de hoogte is geraakt van het belang van deze documenten. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de documenten van de AYM. Zo heeft eiser eerst verklaard dat er geen documentatie is van de AYM. [5] Later heeft eiser over de inval bij de AYM verklaard dat de autoriteiten daarbij heel veel documenten zouden kunnen zijn tegenkomen. Bij de bijeenkomsten hebben ze altijd agenda’s en notulen gemaakt. Daarop staat wie wat doet. [6] Bij de zienswijze heeft eiser een eigen reactie (in het Engels) bijgevoegd. Daarin heeft hij het volgende verklaard:

During our meetings, there may have been work schedules or notes, but these were always destroyed immediately after to avoid any evidence being found.
Tijdens de zitting heeft eiser eerst verklaard dat na elk overleg de notulen werden vernietigd. Op de vraag waarom er dan überhaupt werd genotuleerd, heeft eiser vervolgens verklaard dat alleen agendapunten werden bijgehouden. De overige stukken niet. De agendapunten werden meegenomen door de voorzitter en de secretaris. Deze verschillende verklaringen zijn tegenstrijdig met elkaar en kunnen niet tegelijkertijd allemaal waar zijn.
5.3.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat de minister niet ten onrechte heeft betoogd dat het niet aannemelijk is dat eiser is gearresteerd, vrijgelaten en vervolgens legaal het land kon verlaten. Dat er mogelijk geen veroordeling was uitgesproken en uitreisverbod was uitgevaardigd, biedt hiervoor onvoldoende een verklaring nu eiser zelf heeft verklaard dat de Ethiopische autoriteiten ook zonder papieren iemand kunnen vervolgen. [7] Daar komt bij dat de minister niet ten onrechte aan eiser tegenwerpt dat hij op geen enkele manier heeft geprobeerd om meer informatie te krijgen over het lot van de gearresteerde leden van de AYM. Het ligt immers in de lijn van verwachtingen dat eiser probeert meer te weten te komen over eventuele dreigingen vanuit de autoriteiten als hij zegt hier zodanig voor te vrezen dat hij niet terug kan naar Ethiopië. Ook heeft de minister de verklaringen van eiser over de moord op zijn vader als signaal aan eiser om hem onder druk te zetten, ongerijmd kunnen vinden. De rechtbank kan de minister goed volgen dat niet valt in te zien dat de vader van eiser begin juni 2019 wordt vermoord als drukmiddel zodat eiser stopt met zijn werkzaamheden, terwijl eiser vervolgens eind juni 2019 ‘slechts’ wordt opgepakt. Daarnaast heeft de minister niet ten onrechte de detenties ongeloofwaardig geacht. Hierbij heeft de minister van doorslaggevend belang kunnen achten dat het ongerijmd is dat de gestelde detenties geen aanleiding hebben gevormd voor eiser om Ethiopië te verlaten en een asielaanvraag in te dienen. De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat het in de rede zou hebben gelegen dat deze detenties voldoende zouden moeten zijn om bescherming te zoeken als eiser daadwerkelijk door de autoriteiten zou worden vervolgd vanwege politieke activiteiten.
5.3.4.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister de verklaringen van eiser over zijn werkzaamheden voor de AYM en de detenties niet geloofwaardig heeft kunnen achten.
Heeft de minister de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig kunnen achten?
5.4.
Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte heeft bepaald dat zij niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Eiseres heeft een training gevolgd die alleen toegankelijk was voor medewerkers van de overheid. Bovendien is eiseres door dr. Sisay gewaarschuwd voor [naam], omdat deze bij de geheime dienst werkt. Daarna heeft eiseres gezien dat [naam] gewapend was. Gezien deze feiten in combinatie met het feit dat het verboden is om gewapend om naar een trainingslocatie te komen, is aannemelijk dat [naam] voor de Ethiopische autoriteiten werkt. Verder heeft de minister ten onrechte bepaald dat eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Deze bepaling gaat immers alleen over vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven, dan wel een vertrekplicht hebben. Voor zover nodig, verzoekt eiseres de rechtbank om hierover prejudiciële vragen te stellen.
5.4.1.
De minister verwijst naar het voornemen en het bestreden besluit. Hierin is volgens de minister al uitvoerig ingegaan op wat eiser in beroep aanvoert.
5.4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Hiervoor acht de rechtbank allereerst van belang dat eiseres in beroep niet heeft uitgelegd waarom het standpunt van de minister dat haar verklaringen over de aanleiding van de ontvoering niet aannemelijk zijn, onjuist is. Dit geldt ook voor het standpunt van de minister dat haar verklaringen over de vervolging door de geheime dienst onlogisch zijn. Daargelaten dat eiseres hierover geen stellingen heeft aangevoerd, heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze problemen heeft met de geheime dienst. De rechtbank kan de minister volgen in zijn stelling dat niet kan worden ingezien hoe dr. Sisay wist dat [naam] en de andere man bij de geheime dienst werken, nu eiseres zelf heeft verklaard dat zij zich niet als zodanig kenbaar hebben gemaakt. Bovendien kan eiseres ook niet zeggen hoe dr. Sisay hiervan op de hoogte was. Ook kan de rechtbank de stelling van de minister volgen dat het enkele feit dat [naam] gewapend was op de trainingslocatie, niet aannemelijk maakt dat hij tot de geheime dienst behoort. Het betoog van eiseres dat dit verboden is en dat [naam] in strijd met dit verbod dit toch heeft gedaan, impliceert dat hij tot de geheime dienst behoort, heeft de minister niet ten onrechte te kort door de bocht kunnen vinden.
5.4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Het betoog van eiseres dat deze bepaling alleen geldt voor illegalen en personen op wie een vertrekplicht rust, volgt de rechtbank niet. Anders dan artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 (welk artikel is gebaseerd op artikel 31, achtste lid, aanhef en onder h, van de Procedurerichtlijn [8] ), biedt de tekst van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, noch de tekst van artikel 4, vijfde lid, onderdeel d, van de Kwalificatierichtlijn [9] hiervoor een grondslag. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om hierover prejudiciële vragen te stellen. Eiseres betoogt verder dat zij goede redenen heeft aangevoerd waarom zij haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Eiseres voert aan dat haar vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM pas reëel werd toen haar verblijfsrecht in Nederland eindigde. Ze hoopte daarvoor dat de problemen voorbij zouden gaan en/of dat ze een andere oplossing zou vinden voor haar problemen. Bovendien vindt ze het niet prettig om over haar persoonlijke problemen te praten. De rechtbank is echter van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat asiel geen laatste redmiddel is voor het geval andere oplossingen mislukken. Van iemand die stelt internationale bescherming nodig te hebben, mag worden verwacht dat hij/zij die bescherming zo spoedig als mogelijk inroept, ook al is het wellicht moeilijk om over persoonlijke problemen te praten. Het feit dat eiseres bijna twee jaar in Nederland heeft verbleven zonder zich voor het doen van een asielaanvraag te melden, doet afbreuk aan de gestelde noodzaak tot internationale bescherming. De beroepsgrond slaagt niet.
5.4.4.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister de verklaringen van eiseres over de problemen met de geheime dienst niet geloofwaardig heeft kunnen achten.
Kan eiseres met succes een beroep doen op het beleid ‘Eerdere confrontatie met wandaden’ als bedoeld in paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vc 2000?
5.5.
Eiseres betoogt dat zij in aanmerking komt voor een verblijfsrecht op grond van het voormalige traumatabeleid. De minister gelooft immers dat zij tijdens de training is verkracht. Nu aan de training alleen medewerkers van de overheid hebben deelgenomen, betekent dit dat geloofwaardig is dat eiseres is verkracht door een lid van de Ethiopische autoriteiten. Hiermee voldoet zij aan de voorwaarden van dit beleid.
5.5.1.
De minister heeft tijdens de zitting verklaard dat dit beleid tegenwoordig kan worden gevonden in paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vc 2000. Tegenwoordig wordt niet meer gesproken over ‘traumatabeleid’, maar over ‘eerdere confrontatie met wandaden’. Volgens de minister kan eiseres hierop geen succesvol beroep doen. Zij heeft immers na de verkrachting nog anderhalf jaar in Ethiopië verbleven. Bovendien was deze gebeurtenis voor eiseres niet de reden van haar vertrek uit Ethiopië nu ze voor studie haar land van herkomst heeft verlaten. Ten slotte kan wat [naam] heeft gedaan, niet worden gezien als een actie in uitoefening van zijn functie als medewerker van de overheid.
5.5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister met het voorgaande in 5.5.1 afdoende heeft gemotiveerd dat eiseres geen succesvol beroep kan doen op dit beleid. De beroepsgrond slaagt alleen al hierom niet.
Hebben eisers als gevolg van hun politieke overtuiging te vrezen voor vervolging door de Ethiopische autoriteiten
5.6.
Eisers betogen dat zij risico lopen als de Ethiopische autoriteiten achter hun activiteiten in Nederland zouden komen. Eiser heeft zijn activiteiten voor AYM voortgezet via een Facebook-account. Verder zijn eisers lid van de Ahmara groep in Nederland en verrichten zij hiervoor activiteiten en hebben zij deelgenomen aan vergaderingen. Van eisers mag niet worden verlangd dat zij zich inhouden bij terugkeer naar Ethiopië.
5.6.1.
De minister verwijst naar de aanvullende motivering van 16 april 2025. De minister heeft hierin een afweging en risico-inschatting gemaakt. Hierbij heeft de minister de activiteiten van eisers, de mogelijke bekendheid daarvan bij de Ethiopische autoriteiten, de sterkte van hun politieke overtuiging en de mogelijke activiteiten die ze zullen uitvoeren bij terugkeer naar Ethiopië, betrokken.
5.6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij als gevolg van hun politieke overtuiging en activiteiten te vrezen hebben voor vervolging door de Ethiopische autoriteiten. Voor zover eisers betogen dat de minister niet van hen mag verlangen dat zij in Ethiopië zich terughoudend opstellen, mist dit betoog feitelijke grondslag. Uit de aanvullende motivering van 16 april 2025 volgt namelijk niet dat de minister dit van hen verlangt. De minister stelt zich enkel op het standpunt dat niet aannemelijk is dat eisers zich bij terugkeer naar Ethiopië politiek zullen uiten. Ten aanzien van eiser stelt de rechtbank voorop dat de minister zijn verklaringen over zijn werkzaamheden voor de AYM en de detenties niet geloofwaardig heeft kunnen achten. Gelet hierop is niet aannemelijk dat eiser als gevolg hiervan in de negatieve belangstelling staat van de Ethiopische autoriteiten. Verder heeft de minister ten aanzien van zowel eiser als eiseres terecht betoogd dat gezien de mate waarin zij in Nederland hun politieke overtuiging hebben geuit en activiteiten hebben verricht om deze overtuiging te promoten, niet aannemelijk is dat zij hiermee de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten hebben gewekt. De enkele mogelijkheid dat eisers misschien in de negatieve belangstelling zijn komen te staan van de Ethiopische autoriteiten, is onvoldoende. [10] De minister heeft zijn standpunt in de aanvullende motivering van 16 april 2025 toereikend gemotiveerd en de rechtbank kan deze motivering goed volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Behoren eisers tot een groep die systematisch wordt blootgesteld aan een praktijk van mishandeling?
5.7.
Eisers betogen dat geloofwaardig is geacht dat zij van Amhaarse afkomst zijn en afkomstig zijn uit Oromia. Volgens eisers worden Amharen in de provincie Oromia systematisch blootgesteld aan een praktijk van mishandelingen. In dit kader verwijzen zij naar pagina 32 van het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van januari 2024.
5.7.1.
Volgens de minister bestaan hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Hoewel de situatie van de Amharen in Oromia niet te benijden is, is er onvoldoende informatie waaruit volgt dat Amharen als groep in de provincie Oromia systematisch worden blootgesteld aan een praktijk van mishandelingen.
5.7.2.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. Daargelaten de vraag of eisers moeten terugkeren naar de provincie Oromia, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat Amharen in deze provincie systematisch worden blootgesteld aan een praktijk van mishandelingen. Uit de verwijzing naar pagina 32 van het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van 31 januari 2024 volgt niet dat het geweld zich systematisch en specifiek richt op alle Amharen in die provincie vanwege hun etnische achtergrond. Wat eisers hierover hebben aangevoerd is onvoldoende om deze conclusie te kunnen trekken.
Slaagt het beroep van eisers op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn?
5.8.
Eisers betogen dat sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, en dat zij gelet op hun individuele situatie en persoonlijke omstandigheden een reëel risico op ernstige schade lopen. Zij wijzen hierbij op hun positie: etnisch Amhaarse, politiek actieve, etnisch bewuste jonge mensen in een door Oromo’s gedomineerde regio.
5.8.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat in het individuele geval van eisers geen sprake is van omstandigheden welke leiden tot een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld.
5.8.2.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in Ethiopië en in de provincie Oromia geen sprake is van de zwaarste categorie van willekeurig geweld dat eenieder alleen al door zijn aanwezigheid in dat land of gebied een reëel risico loopt op ernstige schade. Tussen partijen is in geschil in hoeverre eisers gelet op hun individuele situatie en persoonlijke omstandigheden [11] met succes een beroep kunnen doen op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Daargelaten de vraag of eisers moeten terugkeren naar de provincie Oromia, is de rechtbank van oordeel dat de door eisers aangevoerde omstandigheden, geen omstandigheden zijn die te maken hebben met willekeurig geweld, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De door eisers genoemde omstandigheden zien namelijk op risicoverhogende factoren voor individueel gericht geweld en niet op een hoger risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. Los hiervan tekent de rechtbank hierbij nog aan dat niet aannemelijk is dat eisers zich bij terugkeer naar Ethiopië actief politiek gaan opstellen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Gezien wat is overwogen in 5 zijn de beroepen gegrond. De rechtbank zal daarom de bestreden besluiten vernietigen. De beroepsgronden van eisers slagen echter niet. Dit betekent dat de minister hun asielaanvragen heeft kunnen afwijzen. Als gevolg hiervan ziet de rechtbank aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten.
6.1.
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 4.535,00 (2 punten voor het indienen van de beroepschriften, 2 punten voor het verschijnen ter zitting en 2 keer 0,5 punt voor het op verzoek indienen van aanvullende gronden, met een waarde per punt van € 907,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 4.535,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.E. Schulmer, voorzitter, en mr. S.A.J. de Jong – Nibourg en mr. J.O.Y. Elagab, leden, in aanwezigheid van mr. A.A.M.J. Smulders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 14 oktober 2025
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Zie overweging 5.1.1.
4.Richtlijn 2011/95/EU.
5.Pagina 11 nader gehoor.
6.Pagina 19 nader gehoor.
7.Pagina 17 nader gehoor.
8.Richtlijn 2013/32/EU.
9.Richtlijn 2011/95/EU.
10.Vergelijk het arrest van 30 oktober 1991 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, nrs. 13163/87 e.a., ECLI:CE:ECHR:1991:1030JUD001316387, Vilvarajah e.a. t. het VK, punt 111.
11.Zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843, X en Y, punten 42 en 64 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927, r.o 4 en 4.1.