5.4.Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte heeft bepaald dat zij niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Eiseres heeft een training gevolgd die alleen toegankelijk was voor medewerkers van de overheid. Bovendien is eiseres door dr. Sisay gewaarschuwd voor [naam], omdat deze bij de geheime dienst werkt. Daarna heeft eiseres gezien dat [naam] gewapend was. Gezien deze feiten in combinatie met het feit dat het verboden is om gewapend om naar een trainingslocatie te komen, is aannemelijk dat [naam] voor de Ethiopische autoriteiten werkt. Verder heeft de minister ten onrechte bepaald dat eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Deze bepaling gaat immers alleen over vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven, dan wel een vertrekplicht hebben. Voor zover nodig, verzoekt eiseres de rechtbank om hierover prejudiciële vragen te stellen.
5.4.1.De minister verwijst naar het voornemen en het bestreden besluit. Hierin is volgens de minister al uitvoerig ingegaan op wat eiser in beroep aanvoert.
5.4.2.De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Hiervoor acht de rechtbank allereerst van belang dat eiseres in beroep niet heeft uitgelegd waarom het standpunt van de minister dat haar verklaringen over de aanleiding van de ontvoering niet aannemelijk zijn, onjuist is. Dit geldt ook voor het standpunt van de minister dat haar verklaringen over de vervolging door de geheime dienst onlogisch zijn. Daargelaten dat eiseres hierover geen stellingen heeft aangevoerd, heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze problemen heeft met de geheime dienst. De rechtbank kan de minister volgen in zijn stelling dat niet kan worden ingezien hoe dr. Sisay wist dat [naam] en de andere man bij de geheime dienst werken, nu eiseres zelf heeft verklaard dat zij zich niet als zodanig kenbaar hebben gemaakt. Bovendien kan eiseres ook niet zeggen hoe dr. Sisay hiervan op de hoogte was. Ook kan de rechtbank de stelling van de minister volgen dat het enkele feit dat [naam] gewapend was op de trainingslocatie, niet aannemelijk maakt dat hij tot de geheime dienst behoort. Het betoog van eiseres dat dit verboden is en dat [naam] in strijd met dit verbod dit toch heeft gedaan, impliceert dat hij tot de geheime dienst behoort, heeft de minister niet ten onrechte te kort door de bocht kunnen vinden.
5.4.3.De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Het betoog van eiseres dat deze bepaling alleen geldt voor illegalen en personen op wie een vertrekplicht rust, volgt de rechtbank niet. Anders dan artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 (welk artikel is gebaseerd op artikel 31, achtste lid, aanhef en onder h, van de Procedurerichtlijn), biedt de tekst van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, noch de tekst van artikel 4, vijfde lid, onderdeel d, van de Kwalificatierichtlijnhiervoor een grondslag. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om hierover prejudiciële vragen te stellen. Eiseres betoogt verder dat zij goede redenen heeft aangevoerd waarom zij haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Eiseres voert aan dat haar vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM pas reëel werd toen haar verblijfsrecht in Nederland eindigde. Ze hoopte daarvoor dat de problemen voorbij zouden gaan en/of dat ze een andere oplossing zou vinden voor haar problemen. Bovendien vindt ze het niet prettig om over haar persoonlijke problemen te praten. De rechtbank is echter van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat asiel geen laatste redmiddel is voor het geval andere oplossingen mislukken. Van iemand die stelt internationale bescherming nodig te hebben, mag worden verwacht dat hij/zij die bescherming zo spoedig als mogelijk inroept, ook al is het wellicht moeilijk om over persoonlijke problemen te praten. Het feit dat eiseres bijna twee jaar in Nederland heeft verbleven zonder zich voor het doen van een asielaanvraag te melden, doet afbreuk aan de gestelde noodzaak tot internationale bescherming. De beroepsgrond slaagt niet.
5.4.4.Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister de verklaringen van eiseres over de problemen met de geheime dienst niet geloofwaardig heeft kunnen achten.
Kan eiseres met succes een beroep doen op het beleid ‘Eerdere confrontatie met wandaden’ als bedoeld in paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vc 2000?