ECLI:NL:RBDHA:2025:19390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.8728 en NL25.8729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van een Ugandese vrouw met betrekking tot seksuele geaardheid en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt de herhaalde asielaanvraag van een Ugandese vrouw beoordeeld. Eiseres, geboren in 1987, heeft asiel aangevraagd op basis van haar seksuele geaardheid. De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres, die moeite heeft om zich open te stellen en haar emoties te verwoorden. De rechtbank stelt vast dat de minister de herhaalde aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, zonder voldoende aandacht te besteden aan de persoonlijke omstandigheden van eiseres. De rechtbank heeft de zaak op 13 mei 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de minister krijgt acht weken de tijd om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL25.8728 (beroep)
NL25.8729 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1987, van Ugandese nationaliteit, eiseres en verzoekster (eiseres)
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (de rechtbank) het beroep tegen de afwijzing van de herhaalde asielaanvraag van eiseres en haar verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Bij besluit van 18 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de herhaalde aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als kennelijk ongegrond afgewezen.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend dat ertoe strekt dat zij de behandeling van haar beroep in Nederland mag afwachten.
1.3.
De rechtbank heeft de zaken op 13 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de minister en J. Ankomah, tolk in de taal Pidgin-Engels. Aan de kant de minister is ook een collega van de gemachtigde aanwezig. Aan de kant van eiseres zijn ook verschenen mevrouw [naam 1] (gestelde partner), mevrouw [naam 2] (vrijwillig psycho-sociaal ondersteuner bij [bedrijf 1] ), mevrouw [naam 3] (Juridisch consulent team ongedocumenteerden bij [bedrijf 2] ) en [naam 4] (een vriend van eiseres).

Beoordeling door de rechtbank

Eerste asielaanvraag
2. Eiseres is op 30 juni 2018 Nederland ingereisd. Op 26 maart 2019 heeft zij asiel gevraagd. Eiseres heeft verklaard dat zij op 30 juni 2018 is gevlucht uit Uganda omdat zij lesbienne is en hierdoor problemen heeft ondervonden. Zij is een liefdesrelatie met [naam 5] aangegaan toen zij elf jaar oud was, terwijl zij nog geen lesbische gevoelens had. Zij deed dit om [naam 5] als vriendin niet kwijt te raken. Toen zij dertien jaar oud was, realiseerde zij zich dat ze lesbisch was en toen ze twintig jaar oud was werd zij verliefd op [naam 5] . Op 27 april 2017 zijn eiseres en [naam 5] betrapt door een zus van [naam 5] , terwijl ze gemeenschap hadden. Eiseres is haar huis ontvlucht en vertrokken naar [plaats] . Eiseres verbleef in een moskee. Daar ontmoette eiseres [naam 6] , een witte vrouw, met wie zij een relatie kreeg. Op 1 maart 2018 zijn eiseres en [naam 6] betrapt toen zij aan het zoenen waren buiten de moskee. Omdat eiseres vernam dat men op zoek was naar haar, besloot zij Uganda te ontvluchten.
2.1.
Met het besluit van 5 juli 2021 heeft de minister deze aanvraag als ongegrond afgewezen. Het hiertegen ingestelde beroep heeft deze rechtbank en zittingsplaats 28 februari 2022 ongegrond verklaard. [1] Hierbij is overwogen dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de lesbische geaardheid van eiseres en de problemen naar aanleiding van haar gestelde seksuele geaardheid niet geloofwaardig zijn. Tegen deze uitspraak is eiseres in hoger beroep gegaan, maar eiseres heeft dit hoger beroep ingetrokken. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag met het besluit van 5 juli 2021 in rechte vast is komen te staan.
De huidige aanvraag
3.
Op 2 augustus 2023 heeft eiseres een herhaalde asielaanvraag ingediend vanwege haar seksuele gerichtheid en omdat ze in het bezit is geraakt van nieuwe originele documenten/bewijsmiddelen. Eiseres heeft bij haar huidige aanvraag opnieuw verklaard over haar eerdere gestelde seksualiteit. Ook heeft eiseres verklaard dat ze een nieuwe relatie heeft en dat ze inmiddels goed is geïntegreerd in de lhbti-gemeenschap in Nederland. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft eiseres verschillende documenten overgelegd, waaronder een verklaring van [bedrijf 4] [2] van 21 december 2022, een verklaring van [naam 2] [bedrijf 1] ) van juli 2023 en een verklaring van [naam 7] ( [bedrijf 3] ) van 16 mei 2023.
Bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante motieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst; en,
2. lesbische gerichtheid.
4.1.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De lesbische gerichtheid heeft de minister daarentegen niet geloofwaardig geacht. Wat eiseres heeft ingebracht in de huidige procedure weegt namelijk niet op tegen de ongeloofwaardig geachte verklaringen van eiseres over haar gestelde seksuele gerichtheid uit haar voorgaande aanvraag.
4.2.
De minister vindt dat eiseres oppervlakkig en summier verklaart over onder andere hoe haar relatie met [naam 1] is uitgegroeid tot een liefdesrelatie. Eiseres geeft geen inzicht over haar gevoelens gegeven en de invloed van [naam 1] op haar. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet wat zij precies voor [naam 1] voelt en wat maakt dat deze gevoelens voor haar anders zijn dan bij een vriendschappelijke relatie. Er had meer van eiseres mogen worden verwacht wat betreft de verklaringen, omdat zij al zo’n drie jaar samen is met [naam 1] en heeft verklaard dat zij meer is geïntegreerd in de lhbti-gemeenschap. Temeer omdat eiseres stelt nu beter te kunnen vertellen wie zij echt is, juist door de relatie met [naam 1] .
Juridisch kader
5. Uit artikel 31, eerste lid, van de Vw [3] volgt dat het op de weg van eiseres ligt om haar asielrelaas aannemelijk te maken. Uit artikel 31, vierde lid, van de Vw volgt dat de minister in zijn beoordeling rekening moet houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van eiseres, waartoe factoren behoren als achtergrond, geslacht en leeftijd.
5.1.
Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert de minister WI [4] 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn of haar seksuele geaardheid, wat dit voor hem of haar en zijn of haar omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
5.2.
Een uitgangspunt van WI 2019/17 is ook dat de hoormedewerker zich tijdens het gehoor onbevangen opstelt en dat hij zo veel mogelijk voorkomt dat hij (onbewust) redeneert vanuit een persoonlijk, vaak westers, referentiekader. Er dient te worden doorgevraagd op de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. Bij het stellen van vragen dient ook rekening te worden gehouden met de mate waarin mensen hun gerichtheid in woorden kunnen vatten, omdat dit per persoon zal verschillen. Daarbij is opgemerkt dat niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De opdracht aan de hoormedewerker is dan om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het niveau en de wijze van vertellen van de vreemdeling en zijn referentiekader.
5.3.
Volgens de rechtspraak van de Afdeling [5] moet de minister inzichtelijk maken hoe hij rekening houdt met het referentiekader van de vreemdeling. [6]
Standpunt eiseres
6. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte haar lesbische gerichtheid ongeloofwaardig heeft geacht en niet gelooft dat zij een relatie heeft met een vrouw. Eiseres heeft een persoonlijk verhaal verteld waarbij zij inzicht heeft gegeven in haar gevoelens en gedachten. De verklaringen van eiseres tijdens het gehoor zijn over het algemeen duidelijk en samenhangend en er zijn geen tegenstrijdigheden geconstateerd. Voor zover de minister stelt dat de verklaringen van eiseres over haar gevoelens summier en oppervlakkig zouden zijn, houdt de minister ten onrechte geen rekening met het feit dat eiseres het lastig vindt om haar gevoelens in woorden uit te drukken aangezien zij een introvert persoon is, nog afgezien van het feit dat zij vanuit haar culturele achtergrond niet gewend is om over haar gevoelens te praten. Eiseres is van mening dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader. Hoewel wordt gesteld dat met haar beperkingen rekening is gehouden in het gehoor, blijkt niet dat daarmee in de besluitvorming rekening is gehouden. Immers, het aanbieden van pauzes tijdens het gehoor is iets anders dan rekening houden met het referentiekader bij de beoordeling van de geloofwaardigheid.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank volgt de minister grotendeels in haar standpunt dat eiseres oppervlakkig en algemeen heeft verklaard over haar relatie met [naam 1] . En dan gaat het er met name om dat eiseres weinig inzicht heeft gegeven in haar gevoelswereld. Eiseres heeft namelijk, naar het oordeel van de rechtbank, wel uitgebreid verklaard over de
feitelijke [7] ontwikkeling van haar relatie met [naam 1] . Eiseres heeft echter weinig inzicht gegeven wat zij precies voor [naam 1] voelt, hoe haar gevoel voor [naam 1] is ontwikkeld en wat maakt dat deze gevoelens voor haar anders zijn dan bij een vriendschappelijke relatie. Daarentegen volgt de rechtbank de minister niet in haar standpunt dat eiseres geen antwoord heeft gegeven op de vraag wat voor invloed de goede eigenschappen van [naam 1] op haar zou hebben. Eiseres verklaart over de goede eigenschappen van [naam 1] en de invloed die het op haar heeft: “
is iemand die altijd blij is. Als je boos bent, doet ze haar best zodat je niet boos blijft. Zij geeft heel veel om mij. (…). Ik ben bijvoorbeeld iemand die heel rustig is en niet veel praat. Zij is spontaan en sociaal. Alles wat zij zegt, daar word ik blij van. Ze geeft veel om mij. (…) Zij is heel sociaal. Als ik stil ben, dan denkt zij dat ik misschien verdrietig ben. Dan begint ze te dansen en te zingen. Dat helpt om de stress te verminderen [8] .
7.1.
De vraag is echter of van eiseres had mogen worden verwacht om diepgaand qua gevoel over de relatie met [naam 1] te verklaren. In dat kader is de rechtbank van oordeel dat in het gehoor op 11 februari 2025 en in de besluitvorming onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader van eiseres. Uit de door eiseres overgelegde brief van [bedrijf 4] van 21 december 2022, [bedrijf 3] van 16 mei 2023 en/of de brief van [naam 2] volgt namelijk dat eiseres moeite heeft om mensen te vertrouwen en zich open te stellen. Hoewel uit de brieven ook volgt dat eiseres beter in staat is om woorden te geven aan wat ze voelt/zich meer open durft te stellen, staat in de verklaring van [bedrijf 4] ook dat eiseres in stressvolle periodes weer klachten kan ervaren zoals bevriezings-/verlammingsreacties en moeite krijgt om woorden te geven aan haar emoties. Dit wordt ook bevestigd in de bij de aanvraag overgelegde verklaringen van vrienden, zoals de verklaring van [naam 8] . Over het gehoor merkt de rechtbank op dat eiseres aan het begin aan het huilen is, zegt dat ze stress heeft en aan het trillen is [9] . Gelet op het voorgaande is niet ondenkbaar dat eiseres tijdens het gehoor moeite had om zich open te stellen. De rechtbank ziet verder in het door de minister gehanteerde referentiekader in het bestreden besluit niet terug dat de minister rekening heeft gehouden met het feit dat eiseres moeite heeft om zich open te stellen en woorden te geven aan haar emoties. Dat eiseres zelf aangeeft dat zij eerder bang was om vragen te beantwoorden en nu kan vertellen wie zij is [10] en dat uit de door eiseres overgelegde documenten ook volgt dat eiseres zich meer durft open te stellen, wil niet zeggen dat eiseres ook op zo’n diepgaand gevoelsniveau over haar gerichtheid en relatie kan vertellen als de minister verwacht en of dat gelet op het referentiekader van eiseres überhaupt van haar had mogen worden verwacht. De rechtbank betwijfelt dat ten zeerste, ook door wat zij zelf ter zitting heeft waargenomen in het gesprek met eiseres. Op de vraag van de rechtbank wat eiseres mogelijk nog meer had willen aanvullen waar zij volgens haar de kans niet voor heeft gehad, antwoordde eiseres dat zij lesbisch is en niet terug kan naar haar land van herkomst. Een verder inzicht in haar gevoelens ontbrak nog steeds. De beroepsgrond slaagt.
7.2.
Het voorgaande betekent dat de minister het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Voor de nieuw te nemen beslissing geeft de rechtbank de minister mee om [naam 1] te horen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De minister moet een nieuw besluit te nemen, en daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken.
8.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek hiertoe wordt daarom afgewezen.
8.2.
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
In de zaak met zaaknummer NL25.8728
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 februari 2025;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
In de zaak met zaaknummer NL25.8729
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
- veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.R. Bleijendaal, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. K. Mertens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL21.12580 (niet gepubliceerd).
2.[bedrijf 4] .
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Werkinstructie.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
7.Cursivering rechtbank.
8.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 12.
9.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 2.
10.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 6 en 7.