ECLI:NL:RBDHA:2025:19336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.33915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee keer beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het tweede beroep van eiser behandeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister werd opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank had ook bepaald dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-, moest worden betaald. Eiser heeft nu opnieuw beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 10 april 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de opgelegde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet tijdig beslist, is hij een dwangsom verschuldigd. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. van Kuilenburg),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest binnen een termijn van acht weken alsnog een besluit nemen op de asielaanvraag. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, zij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15,000-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 10 april 2023.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moet eiser de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat zij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
3. In de uitspraak van 23 december 2024 heeft de rechtbank de minister een beslistermijn opgelegd van acht weken. De minister heeft niet binnen deze termijn een besluit op de aanvraag genomen.
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [4] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [5]
Als uitgangspunt geldt dat de minister binnen een termijn van zestien weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak. In dit geval heeft op 19 maart 2025 een nader gehoor plaatsgevonden. Dit betekent dat de minister binnen een termijn van vier weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [6]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [7] De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is. De dwangsom is bedoeld als prikkel om het bestuursorgaan te bewegen een besluit te nemen. In de meeste gevallen is een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- daarvoor voldoende. In het feit dat de eerder opgelegde dwangsom nog niet heeft geleid tot een besluit ziet de rechtbank geen aanleiding voor een verhoging van de dwangsom.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de minister vier weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiser een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [8]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen vier weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
A.W. Landman, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
8.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.