Inleiding
In het besluit van 27 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft verweerder tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaren.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen zoals gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de verwijzingsuitspraak van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3275, over statushouders in Griekenland. Naar aanleiding van de beantwoording van deze prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in het arrest van 18 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:524, heeft de rechtbank verweerder verzocht om een verweerschrift in te dienen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en verzocht om verdere aanhouding teneinde onderzoek te kunnen doen bij de Griekse autoriteiten. De rechtbank heeft de zaak verder aangehouden.
Op 10 juni 2025 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen, vergezeld van informatie verkregen uit Griekenland. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep mede betrekking op dit besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2025 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda.
Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en heeft in Nederland als geboortedatum [datum 1] 2006 opgegeven. Hij heeft op 17 februari 2022 asiel aangevraagd. Daarbij heeft hij verklaard dat hij zijn hele leven illegaal in Saoedi-Arabië heeft gewoond, en dat hij naar Nederland is gekomen omdat hij in Saoedi-Arabië geen toekomst kan opbouwen en omdat er in Somalië gevochten wordt door Al Shabaab.
2. Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat eiser op 5 maart 2021 internationale bescherming heeft gekregen in Griekenland. Verweerder heeft er niet voor gekozen om eisers asielaanvraag om die reden niet-ontvankelijk te verklaren. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiser verweerder heeft misleid omtrent zijn identiteit door valse informatie over zijn geboortedatum over te leggen. Op 17 februari 2022 heeft de politie, afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) eiser geschouwd. Hierbij is geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de door eiser in Nederland opgegeven geboortedatum. Uit de door verweerder op 23 maart 2022 van de Griekse autoriteiten verkregen informatie is gebleken dat eiser daar geregistreerd staat met de geboortedatum [datum 2] 2002, wat strijdig is met eisers verklaringen. De door eiser overgelegde geboorteakte uit Saoedi-Arabië, met daarop de geboortedatum [datum 1] 2006, is volgens de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten (Bdoc) van verweerder van 5 december 2022 met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gevaar loopt in Somalië. Niet gebleken is dat eiser afkomstig is uit Al Shabaab-gebied, daar doorheen moet reizen of door hen gerekruteerd zal worden. Vanwege de afdoening als kennelijk ongegrond moet eiser Nederland onmiddellijk verlaten. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw brengt dit mee dat een inreisverbod voor de duur van twee jaren wordt uitgevaardigd.
3. In het arrest Q.Y. tegen Duitsland van 18 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:524, heeft het HvJ EU in antwoord op prejudiciële vragen van de Afdeling geoordeeld dat het Europese Unierecht er niet toe verplicht om een door een andere lidstaat afgegeven beschermingsstatus automatisch over te nemen. Ook heeft het HvJ EU geoordeeld dat verweerder bij het inhoudelijk beoordelen van een asielaanvraag van een statushouder in een andere lidstaat ten volle rekening moet houden met de beslissing van die lidstaat. Naar aanleiding van dit arrest is verweerder in de gelegenheid gesteld om, met toestemming van eiser, informatie in te winnen in Griekenland over de statusverlening aan eiser. In het aanvullend besluit heeft verweerder overwogen geen aanleiding te zien om de Griekse status over te nemen. Waar eiser in Nederland heeft verklaard dat zijn ouders mogelijk in Al Shabaab-gebied wonen, heeft hij eerder in Griekenland verklaard dat zijn vader in Somalië door geweld om het leven is gekomen. Dit leidt tot twijfel aan de geloofwaardigheid van de informatie waarop Griekenland zich heeft gebaseerd. Daarnaast heeft Griekenland zich gebaseerd op de algemene veiligheidssituatie in Somalië waarbij, anders dan in Nederland, geen rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder gaat er ten onrechte vanuit dat er sprake is van misleiding omtrent de leeftijd. De op 23 maart 2022 van Griekenland verkregen informatie en de verklaring van onderzoek van Bdoc van 5 december 2022 is niet aan eiser toegezonden, zodat hij daarop niet inhoudelijk heeft kunnen reageren. Uit de Griekse informatie blijkt niet op basis waarvan daar de geboortedatum [datum 2] 2022 is geregistreerd, en het is vreemd dat er volgens deze informatie een status is verleend met ingang van een datum vóór de aanvraag. Dat de geboorteakte uit Saoedi-Arabië afwijkt van wat Bdoc eerder heeft gezien, betekent niet dat deze niet echt is. Bdoc heeft niet uitgelegd waar het vergelijkingsmateriaal uit bestaat en waarom iedere afwijking daarvan zou betekenen dat een document niet echt is. Eiser heeft dit document van zijn moeder gekregen en hij had geen aanleiding om aan te nemen dat het vals is. Bovendien heeft hij in Nederland steeds aangegeven dat de in Griekenland geregistreerde geboortedatum niet klopt. Daarnaast voert eiser aan dat de veiligheidssituatie in Somalië, waaronder die in Mogadishu, is verslechterd. Daarbij wijst hij op het algemeen ambtsbericht (AAB) van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Somalië van juni 2023. Al Shabaab is in staat om te rekruteren, in ontheemdennederzettingen is de humanitaire situatie erbarmelijk, en terugkeerders uit het Westen zijn extra kwetsbaar. Hierbij stelt eiser dat hij nooit in Somalië is geweest, dat hij er de taal niet spreekt en dat hij er geen netwerk heeft. Tijdens de zitting op 25 september 2025 heeft eiser hieraan nog toegevoegd dat verweerder met het aanvullend besluit niet ten volle rekening heeft gehouden met de Griekse statusverlening door hieraan voorbij te gaan omdat Nederland een ander landenbeleid ten aanzien van Somalië hanteert.
5. Verweerder heeft tijdens de zitting van 25 september 2025 het standpunt ingenomen dat het bestreden besluit en de aanvulling daarop juist zijn. Eiser heeft in beroep alsnog kunnen reageren op de informatie uit Griekenland en op de verklaring van onderzoek van Bdoc, zodat hij niet in zijn belangen is geschaad door het niet eerder toezenden. Uit eisers verklaringen, de schouw van de AVIM, de informatie uit Griekenland en de verklaring van onderzoek van Bdoc is voldoende gebleken dat eiser verweerder heeft misleid omtrent zijn leeftijd. Waarom de Griekse status niet is overgenomen is uitgebreid gemotiveerd. Uit het AAB volgt niet dat terugkeer uit het Westen naar Somalië per definitie gevaarlijk is, en eiser heeft geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat hij eerder slachtoffer zal worden van geweld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Niet in geschil is dat eiser pas in de beroepsfase in kennis is gesteld van de informatie uit Griekenland over zijn leeftijdsregistratie daar, en van de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten. Eiser heeft deze stukken daardoor niet kunnen betrekken bij het indienen van zijn zienswijze op verweerders voornemen tot afwijzing van zijn asielaanvraag. De stukken waren echter al wel vóór dat voornemen bij verweerder bekend en zijn door verweerder mede aan het voornemen en aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Om die reden, en omdat de zienswijze volgens jarenlange vaste rechtspraak een essentieel onderdeel is van de asielprocedure, had het op de weg van verweerder gelegen om deze stukken eerder aan eiser toe te zenden. Dat verweerder dit heeft nagelaten is een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Eiser heeft de stukken vóór het formuleren van zijn beroepsgronden alsnog kunnen raadplegen. In de beroepsfase, die in dit geval lang heeft geduurd, is niet gebleken dat eiser zich niet goed tegen deze stukken heeft kunnen verweren en evenmin dat hij een andere zienswijze had ingediend als hij deze stukken eerder had gehad.
7. Verweerder is er in zijn besluitvorming van uitgegaan dat eiser de geboortedatum [datum 2] 2002 heeft. Daarbij heeft hij in de eerste plaats gewezen naar eisers leeftijdsregistratie in Griekenland en naar rechtspraak van de Afdeling uit 2017. Uit die rechtspraak volgde dat een in een andere lidstaat geregistreerde leeftijd in beginsel mocht worden overgenomen. Eiser wijst er terecht op dat deze rechtspraak is achterhaald met de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992. Daarin is geoordeeld dat verweerder niet automatisch mag uitgaan van een in een andere lidstaat geregistreerde leeftijd. Dit laat echter onverlet dat verweerder in het geval van eiser meer feiten en omstandigheden aan zijn standpunt ten grondslag heeft gelegd, zodat aan de actuele rechtspraak is voldaan. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat eiser geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over zijn leeftijd, dat de AVIM door middel van een schouw twijfels heeft geuit over de door eiser in Nederland opgegeven geboortedatum, en dat het Bdoc de door eiser overgelegde geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt heeft bevonden. Anders dan eiser aanvoert, heeft Bdoc niet enkel gerapporteerd dat de akte afwijkt van het referentiemateriaal. Bdoc heeft namelijk toegelicht dat de akte afwijkt voor wat betreft de gebruikte productietechnieken, beveiligingskenmerken en echtheidskenmerken. Volgens vaste jurisprudentie is een verklaring van onderzoek van Bdoc een deskundigenadvies waarvan verweerder mag uitgaan als het op inzichtelijke en concludente wijze is opgesteld. Dit is slechts anders als de inhoud van een dergelijke verklaring gemotiveerd wordt betwist. Dit heeft eiser echter niet gedaan. Hij heeft ook niet getracht om een contra-expertise te overleggen. De door eiser naar voren gebrachte omstandigheden dat hij geen reden had om aan te nemen dat de akte, die hij via zijn moeder heeft verkregen, vals is, en dat hij in Nederland zelf heeft aangegeven dat de leeftijdsregistratie in Griekenland niet klopt, zijn onvoldoende om alsnog uit te gaan van de door eiser in Nederland opgegeven geboortedatum. 8. Omdat eiser de verantwoordelijkheid draagt voor de verklaringen die hij aflegt en voor de stukken die hij overlegt, en omdat daarin onjuiste informatie is vervat over zijn leeftijd, is sprake van misleiding zoals bedoeld in onderdeel C2/7.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Verweerder heeft dan ook terecht artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw aan de afwijzing van eisers asielaanvraag als kennelijk ongegrond ten grondslag gelegd.
9. Eiser doet met zijn beroepsgrond over de veiligheidssituatie in Mogadishu een beroep op artikel 15c van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn). Daarin staat dat ernstige schade, die aanleiding geeft om een asielvergunning te verlenen, kan bestaan uit willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. Het HvJ EU heeft in het arrest van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843, in de zaak X. en Y. uiteengezet dat willekeurig geweld verschillende gradaties heeft. In de hoogste gradatie is de mate van willekeurig geweld zodanig dat iemand door zijn enkele aanwezigheid in het gebied al een reëel risico loopt op ernstige schade. In een lagere gradatie kan een vreemdeling door zijn persoonlijke kenmerken eerder slachtoffer worden van willekeurig geweld. Uit het door eiser aangehaalde AAB volgt niet dat de enkele aanwezigheid in Mogadishu al voldoende is voor ernstige schade. Uit het AAB volgt ook niet dat elke jonge man zonder netwerk die uit het Westen komt slachtoffer wordt van rekrutering door Al Shabaab. Volgens het AAB vindt gedwongen rekrutering door Al Shabaab namelijk maar in geringe mate plaats (pagina 36) en dan met name in gebieden waar zij aan de macht zijn (pagina 38). In dit kader merkt de rechtbank overigens op dat eiser tijdens zijn nader gehoor heeft verklaard familie in Somalië te hebben wonen. Niet in geschil is dat Al Shabaab in Mogadishu niet aan de macht is, en dat Mogadishu bereikbaar is zonder door Al Shabaab-gebied te moeten reizen. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning vanwege de veiligheidssituatie in Mogadishu.
10. Ten slotte volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat verweerder niet ten volle rekening heeft gehouden met de eerdere statusverlening door Griekenland zoals bedoeld in het arrest Q.Y. tegen Duitsland. Verweerder heeft in dit kader het Griekse besluit opgevraagd en verkregen, en voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om dat besluit over te nemen. Verweerder is daartoe gelet op het arrest Q.Y. tegen Duitsland ook niet verplicht. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser in Nederland andere verklaringen heeft afgelegd dan in Griekenland, zodat er twijfel bestaat over de juistheid van de gegevens waarop de Griekse autoriteiten zich hebben gebaseerd. Ook heeft verweerder kunnen vaststellen dat Griekenland een andere inschatting maakt van de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om die inschatting over te nemen. De enkele omstandigheid dat de periode waarin eisers Griekse verblijfsdocument volgens de eerder op 23 maart 2022 van de Griekse autoriteiten verkregen informatie geldig is niet lijkt te kloppen, is onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
11. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit en de aanvulling daarop blijft in stand.
12. In het passeren van een gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).