In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag. Eiser had eerder al een procedure aangespannen, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister uiterlijk op 10 mei 2025 een besluit moest nemen. De rechtbank had daarbij een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft nu een tweede beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 15 juni 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, aangezien de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak, en bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.